C-331/22 Departamento de Justicia de la Generalitat de Catalunya
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 5 augustus 2022 Schriftelijke opmerkingen: 22 september 2022
Trefwoorden: arbeidsovereenkomsten, ambtenaren, dienstverband, sanctiemaatregel
Onderwerp:
Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd
Feiten:
KT werkt als ambtenaar in tijdelijke dienst voor de Generalitat de Cataluña (regionale regering van Catalonië), waar zij is aangesteld als senior technisch ambtenaar. Sinds 2005, en tot op heden, heeft zij opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gehad. Haar aanstelling volgde op een selectieprocedure overeenkomstig de geldende wettelijke regeling, waarin de in artikel 103, lid 3, van de Spaanse grondwet neergelegde beginselen van verdienste, bekwaamheid en gelijke toegang tot de openbare dienst in acht werden genomen. Nadat de onderhavige procedure was ingeleid, heeft de verwerende overheidsdienst een open selectieprocedure uitgeschreven om onder andere de post van verzoekster in te vullen, ingegeven door de wens om het personeelsbestand te stabiliseren. Naar aanleiding daarvan heeft KT verzocht om een voorlopige voorziening houdende uitsluiting van de door haar bezette post van de selectieprocedure, welk verzoek door de bestuursrechtbank van Barcelona, is toegewezen onder verwijzing naar de rechtspraak van het Hof. Verzoekster betoogt dat het openbaar bestuur niet financieel aansprakelijk kan worden gesteld om de gevolgen van het misbruik als gevolg van het gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te compenseren. Zij verzoekt om een rechterlijke uitspraak waarbij zij wordt verklaard tot werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder vast dienstverband, of subsidiair om de vaststelling van een maatregel die het behoud van haar baan met zich meebrengt. De verwerende overheidsdienst verzet zich door te betogen dat verzoekster had kunnen reageren op de aankondiging van de selectieprocedure die werd georganiseerd om 760 senior posten te vervullen bij het hoger leidinggevend personeel van de Generalitat, hetgeen zij niet heeft gedaan, en ontkent het bestaan van misbruik.
Overweging:
Op 28-12-2021 is wet 20/2021 vastgesteld die elementen aandraagt om het bestaande misbruik als gevolg van het gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector terug te dringen. Deze prejudiciële verwijzing heeft tot doel om, na de vaststelling van de wet, duidelijkheid te verkrijgen over de precieze betekenis van de Uniewetgeving in verband met de uitlegging van de clausules 4 en 5 van de raamovereenkomst. De verwijzende rechter is van oordeel dat er punten bestaan waarop de recente wet 20/2021 zich niet verdraagt met richtlijn 1999/70/EG en de rechtspraak van het Hof. Concluderend zet wet 20/2021 het Unierecht, in concreto clausule 5 van de raamovereenkomst, niet om in nationaal recht, daar in de rechtspraak van het Hof, reeds is geoordeeld dat de in die wet vervatte maatregelen voor ambtenaren in tijdelijke dienst die vóór de inwerkingtreding van die wet zijn aangesteld, geen „doeltreffende en afschrikkende maatregel vormen om misbruik van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd te bestraffen”, aangezien noch open vergelijkende onderzoeken, noch een vergoeding na het niet met succes doorlopen van de selectieprocedure als zodanig kunnen worden aangemerkt. Volgens de verwijzende rechter is de kwestie ook in de nationale rechtspraak niet geregeld met volledige aanvaarding van het Unierecht. De derde kamer van de Tribunal Supremo heeft namelijk verklaard dat in situaties van misbruik als gevolg van het gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd ten aanzien van ambtenaren in tijdelijke dienst, het in dienst houden van de ambtenaren die het slachtoffer van dat misbruik zijn totdat de betreffende overheidsinstantie heeft bepaald of er een structurele behoefte bestaat en de overeenkomstige open selectieprocedure heeft uitgeschreven om de posten in te vullen met ambtenaren in vaste dienst, kan worden beschouwd als een doeltreffende maatregel om deze situatie te bestraffen.
Prejudiciële vragen:
1) Wet 20/2021 voorziet als enige sanctiemaatregel [voor misbruik als gevolg van het gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd] in het uitschrijven van een selectieprocedure en een vergoeding voor de slachtoffers van misbruik die de selectieprocedure niet met succes doorlopen. Is die wet in strijd met clausule 5 van de raamovereenkomst bij richtlijn 1999/70/EG doordat misbruik ten aanzien van ambtenaren in tijdelijke dienst die de desbetreffende selectieprocedure met succes hebben doorlopen niet wordt bestraft, terwijl er altijd een sanctie moet worden opgelegd en het met succes doorlopen van die selectieprocedure geen sanctiemaatregel is die voldoet aan de vereisten van de richtlijn, zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld in zijn beschikking van 2 juni 2021 in zaak C-103/19?
2) Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend is en aangezien wet 20/2021 niet voorziet in andere doeltreffende maatregelen om misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of als gevolg van de verlenging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst te bestraffen, is het feit dat die wet er niet in voorziet dat opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of een oneigenlijk verlengde tijdelijke arbeidsovereenkomst worden omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd dan in strijd met clausule 5 van de raamovereenkomst bij richtlijn 1999/70, zoals het Hof heeft geoordeeld in zijn beschikking van 3[0] september 2020 in zaak C-1[35]-20?
3) De Tribunal Supremo [(hoogste rechter, Spanje)] heeft in de arresten nrs. 1425/2018 en 1426/2018 van 26 september 2018 en later opnieuw in arrest nr. 1534/2021 van 20 december 2021 geoordeeld dat er in geval van misbruik als gevolg van het gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd mee kan worden volstaan ambtenaren die daarvan het slachtoffer zijn in een onzekere arbeidsverhouding te houden totdat de betreffende overheidsinstanties hebben bepaald of er een structurele behoefte bestaat en de benodigde selectieprocedures hebben uitgeschreven – waaraan ook kan worden deelgenomen door kandidaten die geen slachtoffer van misbruik zijn – om de posten in kwestie in te vullen met ambtenaren met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of ambtenaren in vaste dienst. Is deze rechtspraak in strijd met clausule 5 van de raamovereenkomst bij richtlijn 1999/70 wanneer het uitschrijven van een open selectieprocedure en het met succes doorlopen van die selectieprocedure geen sanctiemaatregel is die voldoet aan de vereisten van de richtlijn, zoals het Hof heeft geoordeeld in zijn beschikking van 2 juni 2021 in zaak C-103/19?
4) Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend is en aangezien de rechtspraak van de Tribunal Supremo niet voorziet in andere doeltreffende maatregelen om misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of als gevolg van de verlenging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst te bestraffen, is het feit dat die rechtspraak er niet in voorziet dat opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of een oneigenlijk verlengde tijdelijke arbeidsovereenkomst worden omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd dan in strijd met clausule 5 van de raamovereenkomst bij richtlijn 1999/70, zoals het Hof heeft geoordeeld in zijn beschikking van 3[0] september 2020 in zaak C-1[35]-20?
5) Indien de wetgeving tot omzetting van clausule 5 van de raamovereenkomst bij richtlijn 1999/70 in strijd is met het [Unie]recht doordat niet is voorzien in een specifieke sanctiemaatregel om de naleving van de doelstellingen van die [Unie]regeling te waarborgen en een einde te maken aan het in een onzekere arbeidsverhouding houden van ambtenaren, moeten de nationale rechterlijke instanties dan gelasten dat een oneigenlijke tijdelijke arbeidsverhouding wordt omgezet – ook al is in de nationale regeling daar niet in voorzien – in een vaste arbeidsverhouding die verschilt van die van ambtenaren in vaste dienst, maar aan slachtoffers van misbruik stabiliteit in de arbeidsverhouding biedt, zodat het misbruik niet onbestraft blijft en de doelstellingen van clausule 5 van de raamovereenkomst niet worden ondergraven, wanneer die tijdelijke arbeidsverhouding is voorafgegaan door een openbare selectieprocedure waarin de beginselen van gelijkheid, verdienste en bekwaamheid in acht zijn genomen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-212/04, C-3/10, , C-184/15 en C-197/15, C-331/17, C-103/18 en C-429/18, Câmara Municipal de Gondomar, C-135/20, M. V. e.a. (Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector), C-760/18, Obras y Servicios Públicos en Acciona Agua, C-550/19, MIUR en Ufficio Scolastico Regionale per la Campania, C-282/19.
Specifiek beleidsterrein: SZW, BZK