C-332/21 Quadrant Amroq Beverages
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 22 juli 2021Schriftelijke opmerkingen: 8 september 2021
Trefwoorden : accijns; vrijstelling; ethylalcohol;
Onderwerp :
Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken;
Feiten:
Verzoekster heeft aroma’s gekocht van Pepsi Cola International, dat is gevestigd in Ierland. Deze zijn vervolgens overgebracht naar Roemenië, waar de Roemeense belastingautoriteiten de aroma’s volgens een andere methode dan de Ierse autoriteiten hebben belast. Dit omdat de Roemeense autoriteiten van mening waren dat de aroma’s niet onder de vrijstelling van art. 27(1)e) van richtlijn 92/83 vielen. In de Ierse wettelijke regeling worden beide soorten ethylalcohol (bestemd voor de productie van dranken met een alcoholvolumegehalte van maximaal 1.2% vol. en ethylalcohol die al voor de productie van dergelijke dranken is gebruikt) vrijgesteld van accijns. De Roemeense wetgeving geeft alleen vrijstelling van accijns voor ethylalcohol ‘die wordt gebruikt voor de productie van voedingsaroma’s voor de bereiding van levensmiddelen of niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolume van niet meer dan 1.2% vol’. De Ierse autoriteiten hebben ethylalcohol die al voor het maken van aromatische producten is gebruikt vrijgesteld van accijns, waardoor er geen accijnsverplichting is ontstaan na de overbrenging van Pepsi Ierland en Pepsi Roemenië. De Roemeense belastingautoriteiten hebben voor de toepassing van de indirecte accijnsvrijstelling van alcohol uit voedingsaroma’s die zijn bestemd voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1.2% vol, geëist dat werd voldaan aan de procedurele voorwaarden van de nationale secundaire wetgeving. Verzoekster heeft de belastingautoriteit verzocht tot terugbetaling van de accijns en vervolgens bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van dit verzoek. Na afwijzing van het bezwaar heeft zij beroep ingesteld bij de verwijzende rechter.
Overweging:
De verwijzende rechter stelt dat met dit feitencomplex vaststaat dat tenminste twee lidstaten artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG verschillend uitleggen en constateert dat het antwoord op de vragen niet kan worden gevonden in de rechtspraak van het Hof.
Prejudiciële vragen:
I. Moet artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG aldus worden uitgelegd dat de vrijstelling van accijns enkel geldt voor ethylalcoholproducten die worden gebruikt voor de productie van aroma’s die op hun beurt zijn bestemd voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, of geldt deze vrijstelling ook voor ethylalcoholproducten die reeds zijn gebruikt voor de productie van dergelijke aroma’s die zijn of worden gebruikt voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol?
II. Moet artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG, in het licht van de doelstellingen en de algemene opzet van de richtlijn, aldus worden uitgelegd dat zodra ethylalcoholproducten die bestemd zijn om in een andere lidstaat in de handel te worden gebracht, reeds in een eerste lidstaat zijn vrijgegeven voor verbruik en worden beschouwd als vrijgesteld van accijns omdat zij worden gebruikt voor de vervaardiging van aroma’s voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, de lidstaat van bestemming deze producten op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen?
III. Moeten artikel 27, lid 1, onder e), en lid 2, onder d), van richtlijn 92/83/EEG en [de beginselen van] doeltreffendheid en [evenredigheid] aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat toestaan om de vrijstelling te onderwerpen aan de procedurele voorwaarde dat de gebruiker de geregistreerde geadresseerde is en de verkoper van de accijnsgoederen erkend entrepothouder is, ook al verplicht de lidstaat waar de producten zijn gekocht de marktdeelnemer die deze in de handel brengt niet om houder van een belastingentrepot te zijn?
IV. Staan de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid, in samenhang met artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG en in het licht van de doelstellingen en de algemene opzet van de richtlijn, eraan in de weg dat de vrijstelling waarin deze bepalingen voorzien, wordt geweigerd aan een belastingplichtige van een lidstaat van bestemming die ethylalcoholproducten heeft ontvangen en die zich heeft gebaseerd op de omstandigheid dat deze producten als vrijgesteld zijn beschouwd op grond van een officiële uitlegging van deze bepalingen van de richtlijn die door de belastingautoriteiten van de lidstaat van herkomst gedurende lange tijd constant is toegepast, en in nationale regelgeving is omgezet en in de praktijk is toegepast maar later onjuist is gebleken, terwijl fraude of accijnsontduiking in de gegeven omstandigheden zijn uitgesloten?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-163/09 Repertoire Culinaire;
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal