C-333/13 Dano

Contentverzamelaar

C-333/13 Dano

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   5 augustus 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   22 augustus 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   22 september 2013
Trefwoorden: sociale zekerheid; handvest grondrechten

Onderwerp: 
- Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand (Parijs, 11 december 1953)
- VWEU artikel 18 (discriminatieverbod), 20 (burgerschap), 45 (vrij verkeer werknemers).
- Richtlijn 2004/38/EG van het EP en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 (enz)

Verzoekster Elisabeta Dano is ROE staatsburger, in oktober 2010 DUI (weer) ingereisd en moeder van zoon Florin die in 2009 in Saarbrücken/DUI geboren is. Verzoekster vraagt een basisuitkering aan maar die wordt door verweerder (Jobcenter Leipzig) geweigerd omdat verzoekster slechts een verblijfskaart heeft die recht geeft om werk te zoeken, niet op een uitkering. Zij dient bezwaar in tegen de weigering maar dat wordt afgewezen, en gaat dan in beroep.
Verzoekster ontvangt kinderbijslag (€ 184) en een onderhoudsvoorschot (€ 133) van de DUI staat. Zij is in ROE drie jaar naar school geweest, heeft geen beroep geleerd en nog nooit gewerkt. In mei 2013 vraagt zij een werkvergunning voor Unieburgers aan waarover nog niet is beslist. Ook is zij herhaaldelijk met Justitie in aanraking geweest voor (voornamelijk) vermogensdelicten.

De verwijzende DUI rechter stelt vast dat verzoekster geen verblijfsrecht heeft dat is afgeleid uit het vrije verkeer van werknemers. Zij beschikt evenmin over voldoende bestaans-middelen om haar een verblijfsrecht toe te kennen en de vijfjaartermijn die een verblijfsrecht zou kunnen genereren is nog niet voltooid. Ook heeft zij geen recht op sociale bijstand: artikel 1 van het Europese verdrag betreffende sociale en medische bijstand is op haar situatie niet van toepassing omdat ROE het verdrag niet heeft geratificeerd.
Of verzoekster voor enige bijstand in aanmerking komt hangt af van de interpretatie van artikel 3 van Vo. 883/2004. Hij legt het HvJEU dan ook de volgende vragen voor:
1) Vallen personen die geen aanspraak maken op socialezekerheidsuitkeringen of gezinsbijslagen in de zin van artikel 3, lid 1, van verordening nr. 883/2004, maar op bijzondere, niet op bijdragebetaling berustende prestaties in de zin van de artikelen 3, lid 3, en 70 van deze verordening, onder de personele werkingssfeer van artikel 4 van de verordening?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, verzet artikel 4 van verordening nr. 883/2004 zich ertegen dat lidstaten, om te vermijden dat onredelijk beroep wordt gedaan op bijzondere, niet op bijdragebetaling berustende prestaties in de zin van artikel 70 van deze verordening die bestaanszekerheid bieden, behoeftige burgers van de Unie geheel of gedeeltelijk uitsluiten van dergelijke prestaties, die aan eigen staatsburgers in dezelfde situatie wel worden toegekend?
3) Indien de eerste of de tweede vraag ontkennend worden beantwoord, is het de lidstaten ingevolge a) artikel 18 VWEU en/of b) artikel 20, lid 2, tweede volzin, sub a, VWEU juncto artikel 20, lid 2, derde volzin, VWEU en artikel 24, lid 2, van richtlijn 2004/38 verboden om, teneinde te vermijden dat onredelijk beroep wordt gedaan op bijzondere, niet op bijdragebetaling berustende prestaties in de zin van artikel 70 van verordening nr. 883/2004 die bestaanszekerheid bieden, behoeftige burgers van de Unie geheel of gedeeltelijk uit te sluiten van dergelijke prestaties, die aan eigen staatsburgers in dezelfde situatie wel worden toegekend?
4) Indien volgens het antwoord op bovenstaande vragen gedeeltelijke uitsluiting van prestaties die bestaanszekerheid bieden verenigbaar is met het Unierecht, mag de toekenning van bijzondere, niet op bijdragebetaling berustende prestaties die bestaanszekerheid bieden, voor burgers van de Unie, behalve in acute noodgevallen, worden beperkt tot de toekenning van de voor de terugkeer naar het land van herkomst vereiste middelen, of vereisen de artikelen 1, 20 en 51 van het Handvest van de grondrechten ruimere prestaties, die een duurzaam verblijf mogelijk maken?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-22/08 en C-23/08 Vatsouras en Koupatantze
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten