C-334/13 Nordex Food

Contentverzamelaar

C-334/13 Nordex Food

Prejudiciƫle Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het  van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   5 augustus 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   22 augustus 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   22 september 2013
Trefwoorden: douane; exportrestitutie (landbouwproducten)

Onderwerp:
Verordening (EG) nr. 800/1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten

Verzoekster Nordex Food voert in 2002 fetakaas uit en geeft dit aan bij de douaneAut om de restitutie bij uitvoer te kunnen ontvangen. Zij heeft daarbij aangegeven dat de DEN instanties een certificaat hebben uitgegeven dat echter niet meteen aan de DUIAut is overgelegd, maar nagezonden waarna het alsnog is geaccepteerd. Maar als verzoekster om uitbetaling van de restitutie vraagt wordt dat geweigerd omdat de uitvoer zelf zonder geldig certificaat heeft plaatsgevonden. Daarnaast is gebleken dat verzoekster in het land van bestemming (Joegoslaviƫ/Kosovo) een vervalst document heeft overgelegd; ook hier is het document pas later door het juiste vervangen. Verzoekster komt op tegen het besluit haar niet uit te betalen maar zowel in eerste als in tweede instantie wordt zij in het ongelijk gesteld omdat voor wat betreft de begeleidende documenten niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Zij heeft weliswaar extra tijd gekregen om het gebrek op te lossen maar zij heeft niet binnen de geldende tijd voldaan aan de douaneformaliteiten voor invoer.
Verzoekster vraagt herziening aan en dat verzoek wordt ingewilligd. Zij meent dat er geen problemen met de termijnen bestaan maar met het destijds (niet-)functioneren van de douane in Kosovo. De veel te laat uitgegeven documenten werden alsnog geaccepteerd waardoor naar haar mening stilzwijgend is afgezien van inachtneming van de termijnen voor indiening.

De verwijzende DUI rechter stelt vast dat er drie rechtsvragen te beantwoorden zijn om deze zaak te beslechten, met name de bepalingen over de voorwaarden voor toekenning van de restituties. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Dient bij de beslissing over de toekenning van restituties bij uitvoer te worden verondersteld dat er sprake is geweest van reguliere overlegging van een uitvoercertificaat zoals bepaald in artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 800/1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten, indien het douanekantoor van uitvoer de aangifte ten uitvoer zonder overlegging van het certificaat heeft aanvaard, daarbij toestemming heeft verleend aan de exporteur om het certificaat binnen een bepaalde termijn alsnog over te leggen en deze hieraan heeft voldaan?
2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: schrijft artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 800/1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten dwingend voor dat het uitvoercertificaat reeds bij de aangifte ten uitvoer wordt overgelegd, of is het voldoende wanneer de exporteur een (voorafgaand aan de uitvoer aan hem verstrekt) uitvoercertificaat pas in de betalingsprocedure overlegt?
3. Kan de exporteur die in eerste instantie vervalste douanedocumenten voor de aankomst ter bestemming van de uitgevoerde goederen heeft overgelegd, nog na afloop van de in verordening (EG) nr. 800/1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten bepaalde termijnen geldige douanedocumenten overleggen teneinde zijn rechten te bewaren, wanneer de te late overlegging de afwikkeling van de betalingsprocedure niet heeft vertraagd of belemmerd omdat de restitutieaanvraag in eerste instantie is afgewezen op andere gronden dan het verzuim van overlegging van dergelijke bewijzen van aankomst in het land van bestemming, en deze bewijzen pas zijn overgelegd nadat de vervalsing van deze documenten was geconstateerd?
4. Dient een sanctie zoals bedoeld in artikel 51 van verordening (EG) nr. 800/1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten ook dan te worden opgelegd, wanneer de gevraagde restitutie bij uitvoer weliswaar gelijk is aan de daadwerkelijk toe te kennen restitutie, maar de exporteur in de betalingsprocedure in eerste instantie documenten had overgelegd op grond waarvan hem geen restitutie bij uitvoer had kunnen worden toegekend?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-402/09 Tatu; C-565/11 Irimie
Specifiek beleidsterrein: FIN
Mede EZ

Gerelateerde documenten