C-335/15 Ornano

Contentverzamelaar

C-335/15 Ornano

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   28 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   14 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   14 oktober 2015
Trefwoorden: sociale zekerheid (doorbetaling zwangerschapsverlof); gelijke beloning m/v; handvest grondrechten

Onderwerp
- Handvest grondrechten artikel 23 (gelijkheid m/v)
- VWEU artikel 157 en 158 (gelijke beloning);
- Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep

Verzoekster Maria Cristina Elisabetta Ornano is rechtercommissaris bij de Rb Cagliari. Zij verzoekt in 2007 om betaling van met name de (wettelijk geregelde) rechterlijke toelage voor twee tijdvakken van buitengewoon verlof toen zij niet mocht werken (in 1997/1998 en 2000/2001) wegens de geboorte van haar twee zoons. Haar verzoek wordt 30-07-2007 door DG Magistratuur afgewezen en zij gaat in beroep. Zij betwist de reden van afwijzing. De periode waarvoor de aanvraag is ingediend dateert van vóór de inwerkingtreding van de gewijzigde wet (in werking 01-01-2005) en de verjaringstermijn is nog niet verstreken. Zij wijst ook op het in het ITA Bw opgenomen verbod van terugwerkende kracht. Er volgt een onderzoek naar mogelijke strijd met de ITA Gw. Bij brief van 13-04-2015… zendt ITA MinJus een beschikking van het Constitutionele Hof van 2008 waarin dat Hof bevestigt dat er geen strijd met de Gw is. De zaak ligt nu (weer) voor bij de verwijzende rechter.

Voor de verwijzende ITA rechter (RvS) blijft de vraag of de tekst van het gewraakte artikel van vóór de wijziging eind 2004 verenigbaar is met EUrrecht. Verzoekster heeft als gevolg van de wetswijziging een minder gunstige behandeling gekregen dan haar collega’s door haar verplichte zwangerschapsverlof vóór 01-01-2005. Aan RL 2006/54 is in ITA pas in 2010 uitvoering gegeven, maar kan zoals het HvJEU heeft bepaald rechtstreeks worden ingeroepen, ook door individuele werknemers. Wat onder het begrip ‘beloning’ moet worden verstaan, het onderscheid directe/indirecte discriminatie en de bijzondere bescherming van werkneemsters in de situatie van zwangerschap acht de RvS in de EU-jurisprudentie voldoende verduidelijkt. Voor wat het laatste betreft is alle rechtspraak erop gericht dat zwangerschap niet leidt tot een minder gunstige behandeling in de arbeidsverhouding. Dit geldt al sinds RL 76/207. Het HvJEU wijst alle rechtvaardigingsgronden af. Ook heeft het HvJEU geoordeeld in zaken waarin geen recht op betaald verlof bestaat of geen recht ontstaat op vergoedingen naast het basissalaris. In het geval van verzoekster is de rechterlijke toelage impliciet erkend als onderdeel van de bezoldiging van magistraten, volledig onafhankelijk en losstaand van het verplichte verlof, juist vanwege de werking van de gewijzigde wet van eind 2004, waarbij de toepassing ervan is uitgebreid tot diensttijd die in zwangerschapsverlof is doorgebracht (ook al is dat pas vanaf 2005 het geval). Hij legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Staan artikel 11, eerste alinea, punten 1, 2, onder b), 3, en de laatste en voorlaatste overweging van richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992, alsmede de artikelen 157, leden 1, 2, en 4, VWEU (ex artikel 141 VEG), artikel 158 VWEU (ex artikel 142 VEG), voor zover daarin is bepaald dat ‚de lidstaten ernaar [streven] de bestaande gelijkwaardigheid van de bepalingen omtrent betaalde vakantie te handhaven’, artikel 2, lid 2, onder c), juncto artikel 14, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/54, alsmede artikel 15 en de overwegingen 23 en 24 van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006, en, ten slotte, artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000/C 364/01) in de weg aan een nationale regeling die, ingevolge artikel 3, lid 1, van wet nr. 27 van 19 februari 1981, in de versie van vóór de wijziging ervan bij artikel 1, lid 325, van wet nr. 311 van 30 december 2004, niet toestaat dat de daarin bedoelde toelage wordt betaald voor vóór 1 januari 2005 liggende tijdvakken van verplicht zwangerschapsverlof?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-147/02 Alabaster; C-284/02 Sass; C-294/04 Herrero; C-194/08 Gassmayr; C-471/08 Parviainen; C-595/12 Napoli; C-363/12 Z en C-167/12 CD
Specifiek beleidsterrein: SZW, BZK, VenJ

Gerelateerde documenten