C-336/15 Unionen

Contentverzamelaar

C-336/15 Unionen

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor eht volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   13 oktober 2015
Trefwoorden: sociale zekerheid; overgang ondernemingen; cao

Onderwerp
Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 betreffende de overgang van ondernemingen (vervangt RL 77/187/EEG)

Verzoekster is een ZWE vakbond, verweerster is de werkgeversorganisatie Almega Tjänsteförbunden. Zij hebben een cao afgesloten over de algemene arbeidsvoorwaarden voor particuliere beveiligingsdiensten alsook facilitaire bedrijven en milieubedrijven (schoonmaak- en bewakingsovereenkomst). In deze zaak is in geschil hoe het aantal dienstjaren dient te worden berekend bij toepassing van een regel over de verlenging van de opzeggingstermijn in de cao van de verkrijger (nieuwe werkgever), wanneer een gelijkluidende bepaling in de cao’s bij de vervreemders (oude werkgevers) gold. Vier werknemers van twee bedrijven die zijn overgenomen (in respectievelijk 2005, 2008 en 2009) door ISS Facility Services (medeverweerster) en lid van Unionen worden op verschillende data (in juli en oktober 2011) door ISS ontslagen wegens overtolligheid. Zij krijgen een opzeggingstermijn van zes maanden. Voor drie van de vier wordt die termijn met nog eens vijf maanden verlengd (terwijl dit volgens de cao zes maanden zou moeten zijn). Alle vier zijn rond de 55 jaar en zij hebben meer dan tien dienstjaren vervuld (opgeteld vorige en huidige werkgever). Verzoekster start een procedure tot betaling van economische en/of morele schade aan de getroffen werknemers wegens schending van de cao. Zij stelt dat zowel vervreemders als verkrijger op tijdstip overgang aan de(zelfde) cao gebonden waren en dat verzoekers aan de gestelde voorwaarden (qua leeftijd en dienstjaren) voldoen. Het is in strijd met richtlijn 2001/23 dat periodes bij de oude werkgever niet worden meegeteld. Verweersters stellen dat de opzeggingstermijn correct is verleend. De ontslagen werknemers zouden geen recht hebben op een verlengde opzeggingstermijn aangezien zij geen tien opeenvolgende dienstjaren bij ISS hebben vervuld. Zij achten het aanvaardbaar dat overgenomen werknemers na een overgang minder goed af zijn dat daarvoor en dat een dergelijke overgang aanzienlijke veranderingen meebrengt die zowel positief als negatief kunnen uitvallen. Wettelijk is daartoe geregeld dat ten hoogste één jaar vanaf de overgang de arbeidsvoorwaarden die bij de vervreemders van kracht waren blijven gelden. Daar is aan voldaan.

Voor de verwijzende ZWE arbeidsrechter rijst de vraag of de ZWE regeling verenigbaar is met RL 2001/23. Naar ZWE recht is de verlengde opzeggingstermijn geen verworven recht. De overgangstermijn van één jaar was bij ontslag reeds verstreken. Het HvJEU heeft (laatstelijk in C-108/10 Scattolon) geoordeeld dat de verkrijger verplicht is om bij berekening rechten van financiële aard (zoals een vergoeding bij afloop arbeidsovereenkomst) alle dienstjaren die de overgenomen werknemers hebben vervuld, in aanmerking te nemen voor zover die verplichting voortvloeit uit de cao van dat personeel met de vervreemder en overeenkomstig de in het kader van die arbeidsverhouding overeengekomen voorwaarden. Hij legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Is het met de richtlijn overgang van ondernemingen verenigbaar dat de verkrijger – nadat sinds de overgang van activiteiten een jaar is verstreken – bij de toepassing van een bepaling in de bij de verkrijger van kracht zijnde collectieve overeenkomst, op grond waarvan voor een verlengde opzeggingstermijn een bepaald aantal opeenvolgende dienstjaren bij dezelfde werkgever is vereist, het aantal dienstjaren bij de vervreemder niet meetelt, indien de werknemers krachtens een gelijkluidende bepaling van de collectieve overeenkomst die bij de vervreemder van kracht was, er recht op hadden dat die dienstjaren werden meegeteld?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-108/10 Scattolon
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten