C-338/19 Telecom Italia

Contentverzamelaar

C-338/19 Telecom Italia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 11 juli 2019
Schriftelijke opmerkingen: 27 augustus 2019

Trefwoorden : staatssteun; formele onderzoeksprocedure; rentevoet

Onderwerp :

- Artikel 108 VWEU

- verordening nr. 659/1999/EG van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

- verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 659/1999

Feiten:

Na de onderhandelingsprocedure die door de regio Sardinië is ingeleid, heeft Telecom Italië, op basis van het bij de Europese Commissie aangemelde definitieve project, financiering gekregen voor de uitbreiding van breedbanddiensten in de achtergestelde gebieden van Sardinië. Bij beschikking 222/2006 heeft de Commissie zich op het standpunt gesteld dat de steun verenigbaar was met het Verdrag. De regio heeft de aanbesteding vervolgens gegund aan Telecom Italia voor een totaalbedrag van cofinanciering van 6,1 miljoen EUR. In de cofinancieringsovereenkomst is onder meer de procedures voor het toezicht op de rentabiliteit van het project vastgelegd, en is bepaald dat, “indien de Commissie aan het einde van de toezichtperiode een marktfalen vaststelt dat lager is dan voorzien […] de onderneming verplicht is de uitgekeerde cofinanciering naar evenredigheid terug te betalen. Na afloop van de toezichtsperiode heeft de regio Sardinië, na te hebben vastgesteld dat het marktfalen inderdaad lager was dan in het projectvoorstel was vastgesteld, bij besluit de volledige terugbetaling gelast van de tot dan toe betaalde bijdrage ten belope van 5 490 000 EUR, waarbij op dit bedrag de rentevoet wordt toegepast die was voorzien voor de terugbetaling van onverenigbare en onrechtmatige overheidssteun. Telecom Italia heeft verzocht om nietigverklaring van dit besluit, aangezien volgens haar deze rentevoet onrechtmatig is toegepast.

Overweging:

De verwijzende rechter twijfelt over de uitleg van artikel 16 van verordening 659/1999. De betrokken steun is bij besluit 222/2006 van de Commissie als verenigbaar met het Verdrag beschouwd, op voorwaarde dat het project na de uitvoering ervan geen hogere winst opleverde dan oorspronkelijk gepland. Artikel 16 lijkt uit te sluiten dat elke lidstaat zelfstandig kan vaststellen dat er sprake is van misbruik van overheidssteun. Verordening 794/2004 lijkt ook niet te zien op het geval waarin terugvordering wordt gelast als gevolg van het feit dat aan de voorwaarde is voldaan toen de bij voorwaardelijke beschikking goedgekeurde staatssteun werd toegepast.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 16 van verordening (EG) nr. 659/1999 van 22 maart 1999 („Verordening van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU”), dat ratione temporis van toepassing is en volgens hetwelk „[o]nverminderd artikel 23 [...] de Commissie in gevallen van misbruik van steun de formele onderzoeksprocedure [kan] inleiden overeenkomstig artikel 4, lid 4. De artikelen 6, 7, 9 en 10, artikel 11, lid 1, en de artikelen 12, 13, 14 en 15 zijn mutatis mutandis van toepassing”, aldus worden uitgelegd dat de Europese Commissie ook een voorlopige terugvorderingsbeschikking moet vaststellen in geval van misbruik van steun (onverminderd het recht van de Commissie om de zaak rechtstreeks bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken overeenkomstig artikel 23 van verordening nr. 659/1999/EG);

2. Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord, moet artikel 16 van verordening nr. 659/1999/EG van 22 maart 1999 dan ongeldig worden verklaard wegens schending van artikel 108, lid 2, VWEU (voorheen artikel 88, lid 2, EGVerdrag)?

3. Moet artikel 9, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 (tot uitvoering van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008, aldus worden uitgelegd dat het rentepercentage dat daarin is vastgesteld voor de teruggave van onverenigbare en onrechtmatige overheidssteun ook van toepassing is in het geval waarin overheidssteun die bij voorwaardelijke beschikking is goedgekeurd en waarvan misbruik is gemaakt, wordt teruggevorderd omdat aan de gestelde voorwaarde was voldaan?”.

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten