C-339/21 Colt Technology Services e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 26 juli 2021Schriftelijke opmerkingen: 12 september 2021
Trefwoorden : telecomexploitanten; vaststelling tarieven voor aftap communicatiestromen; niet-kostendekkende tarieven;
Onderwerp :
- Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
- Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie;
- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
Feiten:
Een aantal telecomexploitanten heeft beroep ingesteld tegen een Italiaans interministerieel besluit waarin voorschriften en criteria zijn neergelegd voor de aan telecomexploitanten verschuldigde vergoeding voor de interceptie van communicatiestromen. Tot het aftappen van deze communicatiestromen kunnen de telecomexploitanten worden verplicht op basis van een rechterlijk bevel. De telecomexploitanten voeren aan dat de door de ministers vastgestelde vergoeding voor deze verplichte aftapactiviteiten dermate laag is, dat deze niet kostendekkend is. In eerste aanleg zijn de vorderingen waarmee partijen tegen de regeling opkwamen afgewezen. Vervolgens is het hoger beroep aanhangig geworden bij de verwijzende rechter. Partijen voeren bij de verwijzende rechter aan dat de bepaling van Italiaans recht, die het mogelijk maakt dat de bevoegde ministers, voor de uitvoering door telecomexploitanten van aftapactiviteiten, een tarief kunnen vaststellen dat niet gebaseerd is op het beginsel van volledige kostenvergoeding, strijdig is met het EU-recht. Dit omdat zij deze niet-kostendekkende tariefvaststelling onder andere discriminerend, strijdig met de vrijheid van vestiging, een verstoring van de mededinging en een belemmering van de vrijheid van ondernemerschap vinden. Zij stellen om deze redenen dat de enige Europeesrechtelijk toegestane tariferingsmethode er een is waarbij er wordt voorzien in volledige kostendekking voor de telecomexploitanten.
Overweging:
De verwijzende rechter merkt op dat richtlijn 2018/1972/EU niet uitdrukkelijk vereist lidstaten alle kosten vergoeden die telecomexploitanten maken voor aftapactiviteiten die zij op bevel van rechterlijke autoriteiten uitvoeren. Bovendien acht de rechter de neergelegde tarieven niet-discriminerend, evenredig en transparant in de zin van art. 13 van richtlijn 2018/1972/EU. Ook volgt uit de door de telecomexploitanten aangevoerde algemene beginselen van de Verdragen volgens de verwijzende rechter geen eis dat de vastgestelde tarieven de kosten van de aftapactiviteiten volledig dekken. Hierdoor zouden deze beginselen zich niet verzetten tegen een nationale regeling die niet voorziet in een volledig kostendekkende vergoeding, en die aan de herziening van de vergoeding de voorwaarde verbindt dat er een kostenbesparing wordt gerealiseerd.
Prejudiciële vragen:
Staan de artikelen 18, 26, 49, 54 en 55 VWEU, de artikelen 3 en 13 van richtlijn 2018/1972/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 en de artikelen 16 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de weg aan een nationale regeling die bij het delegeren aan het bestuursorgaan van de taak, de vergoeding vast te stellen die aan telecomexploitanten moet worden toegekend voor het verplicht aftappen van communicatiestromen in opdracht van rechterlijke autoriteiten, niet voorschrijft dat het beginsel van volledige vergoeding van de kosten die de exploitanten in verband met deze activiteiten daadwerkelijk hebben gemaakt en naar behoren hebben gestaafd in acht wordt genomen, en daarnaast het bestuursorgaan ertoe verplicht een kostenbesparing ten opzichte van de eerder geldende criteria voor de berekening van de vergoeding te verwezenlijken?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: n.v.t.;
Specifiek beleidsterrein: EZK;