C-340/16 Landeskrankenanstalten-Betriebsgesellschaft

Contentverzamelaar

C-340/16 Landeskrankenanstalten-Betriebsgesellschaft

Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   4 augustus 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       21 augustus 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   21 september 2016
Trefwoorden: EEX; schadeloosstelling (loondervingskosten)
Onderwerp: - verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb 2001, L 12, blz. 1).

Een werknemer van verzoekster krijgt op 26-03-2011 als fietser een verkeersongeval in ITA waarbij een verzekerde van verweerster, de FRA verzekeraar, als chauffeur betrokken is. Verzoekster start op grond van Vo. 44/2001 bij de Rb Klagenfurt een schadevergoedingsprocedure wegens schuld van de chauffeur; zij heeft gedurende het ziekteverlof het salaris van de werknemer doorbetaald. Verweerster bestrijdt de vordering en de internationale bevoegdheid van het gerecht gezien het eigen stelsel van bevoegdheidsverdeling in verzekeringszaken in afdeling 3 van hoofdstuk II van de Vo. Het doel van die regeling is bescherming van de zwakke partij; daarop kan verzoekster geen aanspraak maken. De rechter oordeelt echter dat een rechtspersoon, ongeacht de grootte, altijd de zwakkere partij in de procedure zal zijn. In tweede instantie wijst de rechter de exceptie van ontbrekende internationale bevoegdheid toe. Hij oordeelt dat een publiekrechtelijke instelling voor de bedrijfsvoering van vijf ziekenhuizen niet als zwakkere partij kan worden gekwalificeerd. De zaak ligt nu voor bij de verwijzende rechter.

Volgens vaste rechtspraak van de verwijzende OOS rechter ( Oberster Gerichtshof) gaat het recht op vergoeding van loonderving na een verkeersongeval door wettelijke subrogatie over op de werkgever (voor zover die verplicht is tot doorbetaling). Verzoekster treedt in deze zaak op als civiele partij zodat het een civiele zaak is in de zin van artikel 1.1 van de Vo. Partijen zijn het eens dat (conform het Verdrag van Den Haag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg) de zaak wordt beheerst door ITA recht.

Het HvJEU heeft eerder uitspraak gedaan in soortgelijke zaken (C-463/06 en C-347/08) waarbij enerzijds het begrip ‘getroffene’ nader is gespecificeerd, dat wil zeggen niet beperkt tot het rechtstreeks getroffen slachtoffer maar ook indirect getroffen personen kan omvatten. Anderzijds beschouwde het HvJEU als grond voor de bijzondere bevoegdheden in verzekeringszaken het beschermen van de economisch zwakkere en juridisch minder ervaren partij. Daaruit volgt dat de ter zake in Vo. 44/2001 voorziene bevoegdheidsregels niet mogen worden uitgebreid tot personen die deze bescherming niet nodig hebben, zoals in casu in betrekkingen tussen beroepsmensen uit de verzekeringssector. Het HvJEU lijkt er echter vanuit te gaan dat dit per geval wordt onderzocht, hetgeen op gespannen voet staat met het vereiste van voorspelbaarheid van de bevoegdheidsregels. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. Gaat het bij de vordering van een binnenlandse werkgever tot vergoeding van de door de loondoorbetaling aan zijn in het eigen land woonachtige werknemers op hem verschoven schade om een vordering in “verzekeringszaken” in de zin van artikel 8 van verordening (EG) nr. 44/2001, wanneer

a) de werknemer bij een verkeersongeval in een lidstaat (Italië) gewond is geraakt,

b) de vordering is gericht tegen de verzekeraar van de wettelijke aansprakelijkheid die in een andere lidstaat (Frankrijk) is gevestigd,

c) de werkgever een publiekrechtelijke instelling met eigen rechtspersoonlijkheid is?

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Dient artikel 9, lid 1, onder b), juncto artikel 11, lid 2, van verordening (EG) nr. 44/2001 aldus te worden uitgelegd, dat de werkgever die het loon doorbetaalt als “getroffene” de wettelijke-aansprakelijkheidsverzekeraar van het schadeveroorzakende voertuig kan oproepen voor het gerecht van de plaats waar de werkgever is gevestigd, voor zover een dergelijke rechtstreekse vordering mogelijk is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-463/06 FBTO Schadeverzekeringen; C-47/08 Vorarlberger Gebietskrankenkasse;

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten