C-341/13 Cruz & Companhia

Contentverzamelaar

C-341/13 Cruz & Companhia

Prejudiciële Hofzaak
 

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   12 oktober 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   12 november 2013
Trefwoorden: landbouw; EOGFL-steun; verjaring

Onderwerp
- Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

Verzoekster krijgt te maken met een terugvordering van uitvoerrestitutie voor wijn die zij (in 1995!) ten onrechte zou hebben ontvangen. De navorderingsaanslag ontvangt zij in 2005, waartegen zij bezwaar aantekent. Dit wordt bij arrest van 28 december 2011 afgewezen op grond dat een verjaringstermijn van 20 jaar van toepassing was op de procedure. Tegen die uitspraak gaat verzoekster in hoger beroep bij de verwijzende rechter, het Supremo Tribunal Administrativo (STA).
Verzoekster meent dat de toegepaste verjaringstermijn in strijd is met zowel nationale als EURrechtelijke bepalingen en rechtsbeginselen. In Vo. 2988/95 is een verjaringstermijn opgenomen van vier jaar om te bevorderen dat ten onrechte uitbetaalde gelden zo spoedig mogelijk worden teruggevorderd.
Verweerder (het nationale instituut dat de agrarische financiering regelt) stelt dat verzoekster haar verwijten niet eerder in de procedure naar voren heeft gebracht zodat STA geen oordeel kan vellen. Daarnaast is hij van mening dat Vo. 2988/95 de verhouding tussen de EG en verweerder als betaalorgaan regelt, en niet de verhouding tussen verweerder en verzoekster.

Naar aanleiding van verzoeksters argumenten vraagt de STA zich af of de termijn in Vo. 2988/95 al dan niet op onderhavige zaak van toepassing is. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
“1 – Geldt de termijn voor de verjaring van de procedure, zoals die termijn is vastgelegd in artikel 3, lid 1, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, uitsluitend in de verhouding tussen de Europese Gemeenschap en de verwerende partij in haar hoedanigheid van betaalorgaan voor gemeenschapssteun, of ook in de verhouding tussen de verwerende partij in de voornoemde hoedanigheid en de verzoekende partij als begunstigde van betaalde steun die wordt geacht ten onrechte te zijn verleend?
2 – Indien het Hof vaststelt dat de termijn van artikel 3, lid 1, van die verordening ook geldt in de verhouding tussen het betaalorgaan en de begunstigde van betaalde steun die wordt geacht ten onrechte te zijn verleend, is die termijn dan enkel van toepassing in het geval van administratieve sancties in de zin van artikel 5 van verordening nr. 2988/95 of ook in het geval van „administratieve maatregelen” in de zin van artikel 4, lid 1, daarvan, in het bijzonder de verplichting tot terugbetaling van de ten onrechte ontvangen bedragen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-278/07 Vosding; C-201/10 en C-202/10 Ze Fu Fleischhandel en Vion Trading
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten