C-345/19 EUflight.de

Contentverzamelaar

C-345/19 EUflight.de

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 1 juli 2019
Schriftelijke opmerkingen: 17 augustus 2019

Trefwoorden : Compensatie voor passagiers, vluchtreizen,

Onderwerp :

- Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

 

Feiten:

Verweerster (Eurowings) heeft twee cedenten (gerepresenteerd door verzoekster, EUflight.de) omgeboekt naar een vlucht die 1 uur en 26 minuten eerder dan de vlucht waar zij eerst op geboekt waren zou vertrekken. Verzoekster vordert betaling van compensatie ter hoogte van €250,- per cedent op grond van artikel 7, lid 3, onder a) van verordening 261//2004.

 

Overweging:

De verwijzende rechter wil in wezen weten of er een mogelijkheid bestaat tot compensatie wanneer een vlucht vervroegd vertrekt. Met de tweede vraag wil de verwijzende rechter weten of er een verlaging van de compensatie kan worden toegepast afhankelijk van de vluchtafstand, zoals ook gebeurt bij vertraagde vluchten. Tot slot wil de rechter weten hoe zich deze verlagingen met betrekking tot compensatie voor vervroeging van vluchten verhouden tot de geplande vertrektijd van de vlucht en of compensatie kan worden uitgesloten bij een bepaalde vervroegingsperiode.

 

Prejudiciële vragen:

1) Moeten de regelingen in de artikelen 4, 5, 6 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat passagiers die meer dan één uur voor de geplande vertrektijd met de geboekte vlucht naar hun eindbestemming worden vervoerd met overeenkomstige toepassing van artikel 7 van deze verordening compensatie ontvangen?

2) Kan deze compensatie overeenkomstig artikel 7, lid 2, afhankelijk van de vluchtafstand worden verlaagd wanneer de aankomsttijd vóór de daarin genoemde vertraging bij aankomst of zelfs vóór de geplande aankomst ligt?

3) Is de mogelijkheid tot verlaging uitgesloten wanneer de vertrektijd van de vlucht ten opzichte van de geplande vertrektijd is vervroegd in dezelfde mate als de grenzen voor vertragingen die zijn bepaald in artikel 7, lid 2 (dus meer dan twee, drie of vier uur)?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-402/07 en C-432/07; flightright, C-130/18.

Specifiek beleidsterrein: EZK, IenW