C-348/16 Sacko

Contentverzamelaar

C-348/16 Sacko

Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   8 augustus 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       25 augustus 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   25 september 2016

Trefwoorden: asielprocedure; internationale bescherming; recht te worden gehoord
Onderwerp: - Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming;
- richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming;
- richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming,

Verzoeker, geboren 1995, is Malinees staatsburger, behoort tot de etnische groep Soninke en belijdt de islamitische godsdienst. Hij verliet Mali op 05-01-2015 en is op 20-03-2015 in ITA gearriveerd alwaar hij asiel heeft aangevraagd. Na te zijn gehoord wordt zijn verzoek door de compAut (territoriale commissie voor de erkenning van de internationale bescherming te Milaan) afgewezen. Uit zijn verhaal zou blijken dat de reden voor zijn vertrek een erfeniskwestie is (na de dood van zijn vader in 2003). Hij heeft daarna twee jaar bij een oom gewoond om vervolgens naar de stad Kayes te vertrekken waar hij (tussen 2006 – 2015) werkloos was en leefde van aalmoezen. Dat laatste was uiteindelijk de reden om Mali te verlaten. De commissie heeft hieruit en uit onderzoek de conclusie getrokken dat zijn vertrek enkel om economische redenen was en er geen grond voor vrees voor vervolging bestaat. Verzoeker gaat op 03-05-2016 in beroep tegen de afwijzing. Hij schetst daarin een algemeen beeld van de situatie in Mali zonder een verband met zijn persoonlijke toestand te leggen.

Voor de verwijzende ITA rechter (Rb Milaan) komt het beroep als kennelijk ongegrond voor. Hij verwijst naar artikel 1 van het Verdrag van Genève artikel 2d van RL 2011/95 (vrees voor vervolging), en arrest C-277/11 (onderzoek in twee fasen, de bestuurlijke en de gerechtelijke). In beide fasen moet worden nagegaan of er gegronde vrees voor vervolging bestaat. Verzoeker heeft zelf aangegeven wegens zijn extreme armoede uit Mali te zijn vertrokken. De rechter beziet of verzoeker, gezien de situatie in Mali (gewapend conflict) in aanmerking kan komen voor de subsidiaire beschermingsstatus (artikel 2f van RL 2011/95) maar ook daarvoor voldoet verzoeker naar zijn oordeel niet aan de voorwaarden (zoals ook door het HvJEU verwoord in C-465/07) en kan het beroep zonder dat verzoeker opnieuw wordt gehoord worden afgewezen. De uitkomst van de behandeling van de zaak zou dezelfde blijven ondanks een nieuw gehoor van de verzoeker. Hij ontleent die mogelijkheid aan rechtspraak van het ITA Hof van Cassatie; dit is ook verwerkt in de ITA regelgeving. Hij vraagt zich echter af of die regeling verenigbaar is met EUrecht en legt daarom de volgende vraag voor aan het HvJEU:

“Moet richtlijn 2013/32/EU (in het bijzonder de artikelen 12, 14, 31 en 46) aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan een procedure als de Italiaanse procedure (artikel 19, lid 9, van wetsdecreet nr. 150 van 2011), waarin de rechter die is geadieerd door de asielaanvrager – wiens verzoek, na een volledig onderzoek met gehoor, door de met het onderzoek van asielaanvragen belaste administratieve instantie is afgewezen – het beroep in rechte meteen mag verwerpen, zonder de verzoeker opnieuw te moeten horen, wanneer het beroep kennelijk ongegrond is en de afwijzing van de administratieve instantie niet ongedaan kan worden gemaakt?)”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-465/07 Elgafaji; C-277/11 MM

Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB

Gerelateerde documenten