C-35/19 État belge

Contentverzamelaar

C-35/19 État belge

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

 

Termijnen: Motivering departement: 25 maart 2019
Schriftelijke opmerkingen: 11 mei 2019

Trefwoorden : vrij verkeer werknemers; vrij verrichten diensten; uitkeringen; discriminatie

Onderwerp :

- VWEU, artikel 45 en 56

 

Feiten:

BU heeft verzet aangetekend tegen de heffing in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2014. Zij erkent dat krachtens de door België en Nederland gesloten overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting België heffingsbevoegdheid heeft over de door haar op basis van WAO ontvangen uitkeringen. Zij is echter van mening dat die uitkeringen niet belastbaar zijn, aangezien deze moeten worden beschouwd als invaliditeitsuitkeringen en moeten worden vrijgesteld krachtens artikel 38§1.4° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92). Subsidiair vordert zij de toepassing van artikel 39 van het WIB 92. BU woont sinds 1973 in België. Zij is van Amerikaanse nationaliteit en heeft sinds 2009 de Belgische nationaliteit. Zij heeft als violiste in het Limburgs Symfonie Orkest [Nederland] gewerkt. In 1996 werd zij het slachtoffer van een ongeval tijdens het woon-werkverkeer. Dat ongeval heeft tot arbeidsongeschiktheid geleid. In 2000 werd zij ontslagen. Zij ontvangt in Nederland een WAO-uitkering van het UWV, evenals een uitkering van het ABP, een invaliditeitspensioenfonds. Bij brief van het UWV van 24.02.2006 is BU in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80% ingedeeld. In de resultaten van het door de raadgevende arts uitgevoerde onderzoek, wordt gesteld dat verzoekster beroepshalve een arbeidshandicap heeft. Verzoekster wordt geschikt geacht voor aangepast werk. Zij werkt deeltijds aan de Université de Liège, waardoor de eerst vastgestelde arbeidsongeschiktheidsklasse is verlaagd. Bij brief van 23.08.2016 heeft de belastingdienst haar een bericht betreffende haar aangifte in de personenbelasting voor 2014 toegestuurd. De belastingdienst vindt dat de door Nederland betaalde uitkeringen in België moeten worden belast als pensioen. Bij brief van 28.10.2016 heeft verzoekster daarmee onder voorbehoud ingestemd. Hierop werd de aanslag vastgesteld. BU heeft tegen die heffing een bezwaarschrift ingediend op 16.12.2016. Bij beslissing van 14.06.2017 werd dat bezwaar afgewezen, omdat verzoekster niet aantoonde dat die bedragen eerder invaliditeitsuitkeringen dan arbeidsongeschiktheidsuitkeringen vormden. Volgens de administratie zijn WAO-uitkeringen belastbaar op grond van artikel 34 van het WIB 92. Bovendien levert verzoekster niet het bewijs van haar invaliditeit en van het feit dat het om invaliditeitsuitkeringen gaat.

 

Overweging:

BU vindt dat de Belgische wettelijke regeling discriminatie oplevert tussen belastingplichtigen die Belgische invaliditeitsuitkeringen ontvangen, welke uitkeringen zijn vrijgesteld, en belastingplichtigen die dezelfde uitkeringen ontvangen van een andere EUlidstaat, welke uitkeringen niet zijn vrijgesteld. Zij is van mening dat, indien de door Nederland betaalde uitkering niet wordt vrijgesteld, in casu inbreuk wordt gemaakt op de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie en op de door het VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheden (vrij verkeer van personen en diensten). Het Hof dient te worden verzocht zich uit te spreken over de verenigbaarheid van voornoemde regeling met de beginselen van het vrije verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten.

 

Prejudiciële vragen:

Levert artikel 38, § 1, 4°, WIB 92 schending op van artikel 45 en volgende (beginsel van vrij verkeer van werknemers) en artikel 56 en volgende (beginsel van het vrij verrichten van diensten) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, doordat het invaliditeitsuitkeringen enkel fiscaal vrijstelt indien die worden betaald door de Schatkist, dat wil zeggen door de Belgische Staat en krachtens de Belgische wetgeving, waardoor discriminatie ontstaat tussen de in België wonende belastingplichtige die invaliditeitsuitkeringen ontvangt van de Belgische Staat krachtens de Belgische wetgeving, welke uitkeringen zijn vrijgesteld, en de in België wonende belastingplichtige die uitkeringen ter compensatie van een handicap ontvangt van een andere EU-lidstaat, welke uitkeringen niet zijn vrijgesteld?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; EZK

​​​​​​​

Gerelateerde documenten