C-350/13 Antonio Gramsci Shipping ea

Contentverzamelaar

C-350/13 Antonio Gramsci Shipping ea

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de vewijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   29 augustus 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   15 september 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   15 oktober 2013
Trefwoorden: EEX (Brussel I-Verordening); handvest grondrechten

Onderwerp:
- Handvest grondrechten artikel 47 (recht op eerlijk proces);
- Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken („Brussel I-verordening”)

In totaal dertig verzoekende scheepvaartbedrijven eisen in cassatie erkenning en tenuitvoerlegging van een vonnis van de High Court of Justice (VK) tot bevriezing van de tegoeden van verweerder Aivars Lembergs. De bevroren tegoeden omvatten in LET gelegen onroerende zaken, vennootschappen, deelnemingen in bedrijven, alsmede contante gelden en andere goederen (zoals auto’s). In lagere instanties is de eis gedeeltelijk afgewezen, aangezien de rechter oordeelde dat de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing in Letland jegens derden die onderworpen zijn aan zijn bevoegdheid maar geen verwerende partij voor de rechter in Londen waren, niet mogelijk is en moet worden geweigerd wegens strijd met de openbare-ordeclausule van de Brussel I-verordening. In LET is geen erkenning mogelijk voor het deel van het bevel tot bevriezing volgens hetwelk verweerder alvorens uitgaven te doen verzoeksters wettelijke vertegenwoordigers moet inlichten over de herkomst van de middelen. Dat is in strijd met de Grondwet en met de Letse openbare orde, en dus ook met de openbare-ordeclausule van de Brussel I-verordening. Verweerder maakt ook bezwaar tegen de conservatoire maatregelen tegen personen die geen partij zijn in de procedure zodat zij niet bekend zijn met de belasting van hun goederen. Daarnaast is door het op algemene wijze aangeven welke vermogensbestanddelen het betreft het voor derden niet mogelijk om nauwkeurig te bepalen welke vermogensbestanddelen ‘besmet’ zijn.

De verwijzende LET rechter wenst met name te vernemen of het beginsel van een eerlijk proces zich niet ertegen verzet dat in een procedure betreffende voorlopige beschermingsmaatregelen de vermogensrechten van een persoon die geen partij was in de procedure, worden beperkt indien is bepaald dat iedere persoon voor wie de beslissing over de voorlopige beschermingsmaatregelen gevolgen heeft, steeds het recht heeft de rechter te verzoeken om wijziging of vernietiging van de beslissing, maar het aan de verzoekende partijen wordt overgelaten om de beslissing ter kennis te brengen van belanghebbenden en de nationale rechter beperkt is in zijn mogelijkheden om de feiten met betrekking tot het ter kennis brengen van de beslissing te onderzoeken. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:
1) Moet artikel 34, punt 1, van de Brussel I-verordening aldus worden uitgelegd dat in het kader van een procedure tot erkenning van een beslissing van een buitenlandse rechter de inbreuk op de rechten van personen die geen partij zijn in het hoofdgeding, een grond kan zijn om de in dat artikel opgenomen openbare-ordeclausule toe te passen en de erkenning van die beslissing te weigeren voor zover zij gevolgen heeft voor personen die geen partij zijn in het hoofdgeding?
2) Zo ja, moet artikel 47 van het Handvest [van de grondrechten van de Europese Unie] aldus worden uitgelegd dat het daarin vervatte beginsel van een eerlijk proces zich niet ertegen verzet dat in een procedure betreffende voorlopige beschermingsmaatregelen de vermogensrechten van een persoon die geen partij was in de procedure, worden beperkt indien is bepaald dat iedere persoon voor wie de beslissing over de voorlopige beschermingsmaatregelen gevolgen heeft, steeds het recht heeft de rechter te verzoeken om wijziging of vernietiging van de beslissing, maar het aan de verzoekende partijen wordt overgelaten om de beslissing ter kennis te brengen van belanghebbenden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-420/07 Apostolides; C-167/08 Draka NK Cables Ltd e.a
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten