C-350/14 Lazar

Contentverzamelaar

C-350/14 Lazar

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:    5 september 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   22 september 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   22 oktober 2014
Trefwoorden: EEX; (niet-contractuele) verbintenissen; onrechtmatige daad; begrip “plaats waar de schade zich voordoet”

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb 2001, L 12, blz. 1) (EEX-verordening)
- Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”)

Verzoeker is ROE staatsburger. Hij heeft een verzoek tot vergoeding van materiële en immateriële schade ingediend die hij stelt te hebben geleden wegens zijn in ITA woonachtige, bij een verkeersongeval omgekomen zoon. De dader van het ongeval is niet opgespoord. Verweerster is verzekeringsmaatschappij Allianz. Volgens ITA recht vergoedt het ‘Garantiefonds voor slachtoffers van verkeersongevallen’ via verzekerings-ondernemingen die daartoe zijn aangewezen de schade die is veroorzaakt door deelname aan het wegverkeer wanneer de schade door een niet-geïdentificeerd voertuig is veroorzaakt. Ook de moeder en de grootmoeder van het slachtoffer, die beiden in ITA wonen, hebben als interveniënten in de zaak om schadevergoeding verzocht.

De verwijzende ITA rechter (Rb Triëst) herinnert aan rechtspraak van het ITA cassatiehof waarin is vastgesteld dat familieleden in een situatie als onderhavige schade kunnen lijden. Hij constateert dat de onrechtmatige daad naar aanleiding waarvan verweerster is gedaagd onder Vo. 864/2007 valt. De vraag is echter welk recht van toepassing is, aangezien verzoeker, interveniënten en verweerster niet in dezelfde LS woonachtig zijn. Vo. 864/2007 is onder andere vastgesteld om een einde te maken aan ‘forumshopping’ (op basis van Vo. 44/2001). Ook moet de vraag worden beantwoord of de door de familieleden gestelde schade werkelijke schade in de zin van de Rome II-Vo is of enkel indirect gevolg van de onrechtmatige daad is. (Volgens ITA recht is de schade die voortvloeit uit de dood van een familielid, rechtstreekse schade die door het familielid in zijn eigen rechtssfeer wordt geleden en die tevens voortvloeit uit de schending van zijn persoonlijkheidsrechten).
Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
„Welke uitlegging moet worden gegeven aan artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”), waarin is bepaald dat „[h]et recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht [is] van het land waar de schade zich voordoet”? Meer in het bijzonder:
1) Welke uitlegging moet aan het begrip „plaats waar de schade zich voordoet” in de zin van artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 864/2007 worden gegeven met betrekking tot het verzoek tot vergoeding van de materiële en de immateriële schade die de familieleden van een persoon die is overleden ten gevolge van een verkeersongeval dat zich heeft voorgedaan in de forumstaat, zouden hebben geleden, wanneer die familieleden in een andere lidstaat van de Europese Unie wonen en daar de betrokken schade hebben geleden?
2) Moet voor de toepassing van artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 864/2007 de materiële en de immateriële schade die de familieleden van een persoon die is overleden bij een verkeersongeval dat zich heeft voorgedaan in de forumstaat, in hun land van woonplaats hebben geleden, worden beschouwd als „schade” in de zin van artikel 4, lid 1, eerste volzin, dan wel als „indirecte gevolgen” in de zin van artikel 4, lid 1, tweede volzin?

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten