C-352/13 CDC Hydrogen Peroxide

Contentverzamelaar

C-352/13 CDC Hydrogen Peroxide

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   12 augustus 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   29 augustus 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   29 september 2013
Trefwoorden: EEX

Onderwerp: 
- Artikel 101 VWEU (kartelverbod)
- Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Verzoekster CDC Cartel Damage Claims Hydrogen Peroxide SA is een in Brussel gevestigd bureau dat tot doel heeft claims in verband met kartelvorming geldend te maken. Zij is in maart 2009 bij het Kartelgerecht Dortmund een zaak gestart tegen zes chemieconcerns die in BEL, NL, FIN, FRA SPA en ITA gevestigd zijn. De EURCIE heeft vastgesteld dat gedurende een periode v an tenminste zes jaar prijsafspraken zijn gemaakt over waterstofperoxide en natriumperboraat. De bedrijven zijn dan ook beboet. Enkele beroepszaken lopen nog.
Verzoekster stelt in april 2009 (DUI) en augustus 2009 (vertalingen) vorderingen in op basis van overeenkomsten met bedrijven tot overname en overdracht van schadevorderingen. Het gaat om bedrijven die grote afnemers zijn van waterstofperoxide.

De ontvankelijkheid van de vorderingen hangt af van de vraag of het aangezochte gerecht op grond van VO 44/2001 internationaal bevoegd is. Verweersters bestrijden de ontvankelijkheid omdat zij geen van alle hun vestigingsplaats in DUI hebben. Er zou alleen internationale bevoegdheid kunnen zijn op grond van het bepaalde in art. 6, pt 1, of art. 5, pt 3 EEX-Vo. De verwijzendeDUI rechter stelt daar de volgende vragen over aan het HvJEU:
1 a) Moet artikel 6, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat in het geval van een rechtsvordering waarbij een in de staat van het gerecht gevestigde verweerster en andere in verschillende lidstaten van de Europese Unie gevestigde verweersters gezamenlijk worden aangesproken tot het verstrekken van inlichtingen en tot schadevergoeding ter zake van een door de Europese Commissie vastgestelde deelneming van verweersters in meerdere lidstaten en op verschillende plaatsen en tijdstippen aan een enkele voortdurende inbreuk op artikel 81 EG/artikel 101 VWEU en artikel 53 EER, gelijktijdige behandeling en berechting doelmatig is teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting onverenigbare uitspraken worden gegeven?
b) Is daarbij van belang dat de rechtsvordering tegen de in de staat van het gerecht gevestigde verweerster is ingetrokken ná de betekening aan alle verweersters en vóór het verstrijken van de door de rechter bepaalde termijnen voor de indiening van verweerschriften en vóór de aanvang van de eerste mondelinge behandeling?
2. Moet artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat in het geval van een rechtsvordering waarbij in meerdere lidstaten van de Europese Unie gevestigde verweersters worden aangesproken tot het verstrekken van inlichtingen en tot schadevergoeding ter zake van een door de Europese Commissie vastgestelde deelname door verweersters in meerdere lidstaten en op verschillende plaatsen en tijdstippen aan een enkele voortdurende inbreuk op artikel 81 EG/artikel 101 VWEU en artikel 53 EER, het schadebrengende feit zich wat elk van verweersters en alle gestelde schadeposten of de totale schade betreft heeft voorgedaan in die lidstaten waar kartelafspraken zijn gemaakt en uitgevoerd?
3. In het geval van een schadevordering wegens inbreuk op het kartelverbod van artikel 81 EG/artikel 101 VWEU en artikel 53 EER, staat het Unierechtelijke vereiste van effectieve handhaving van het kartelverbod dan toe dat rekening wordt gehouden met arbitrage- en forumkeuzebedingen in leveringsovereenkomsten, indien dit er ten aanzien van alle verweersters en/of alle of een deel van de vordering toe leidt dat wordt afgeweken van de internationale bevoegdheidsregels van artikel 5, punt 3, en/of artikel 6, punt 1 van verordening (EG) nr. 44/2001?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-295/04 t/m C-298/04 Manfredi; C-616/10 Solvay
Specifiek beleidsterrein: VenJ
Mede EZ

Gerelateerde documenten