C-352/14 en C-353/14 Iglesias Gutiérrez ea

Contentverzamelaar

C-352/14 en C-353/14 Iglesias Gutiérrez ea

Gevoegde prejudiciële hofzaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik hier voor C-352/14 en hier voor C-353/14 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   25 september 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   11 oktober 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   11 november 2014
Trefwoorden: staatssteun; sociale zekerheid; collectief ontslag; (vertrekpremie)

Onderwerp: VWEU artikel 107 en 108 (staatssteun)

Verzoeker Juan Manuel Iglesias Gutiérrez (en in de qua feiten, omstandigheden en vragen identieke zaak C-353/14 Elisabet Rion Bea) is werknemer bij (eerste) verweerster Bankia SA sinds 1991. Een aantal vakbonden heeft zich aan de zijde van verweerster geschaard. De bank moet inkrimpen, waarvoor de EURCIE wegens de te verwachten noodzakelijke bijdragen uit een speciaal voor herstructurering van de bankensector opgericht (staats-)fonds, toestemming heeft verleend.
en in november 2012 wordt tussen Bankia en de vakbonden (die tezamen 97,86% van de werknemers vertegenwoordigen) overeengekomen onder welke (financiële) voorwaarden deze inkrimping gaat plaatsvinden. Onder meer kunnen zittende personeelsleden gebruik maken van een vertrekpremieprogramma. Voor de berekening van de vergoeding is een formule bedacht. Personeelsleden die niet vrijwillig vertrekken krijgen niet het gehele pakket, zij krijgen geen vergoeding voor het aantal dienstjaren.
Verzoeker krijgt in november 2013 ontslag aangezegd. Zijn vergoeding is vastgesteld op € 87 310,40. Daarvan is € 58 648,32 uitbetaald (op grond van dienstjaren). De rest van het bedrag moet binnen maximaal achttien maanden worden betaald indien verzoeker geen werk krijgt aangeboden.
Verzoeker vraagt de rechter zijn ontslag kennelijk onredelijk te verklaren en eist wederindienstneming onder gelijke, eerder geldende arbeidsvoorwaarden. Hij stelt niet nakoming van de gesloten overeenkomst.

De verwijzende SPA rechter (Sociale Rb Terrassa) moet de vraag beantwoorden of hier naar SPA recht sprake is van kennelijk redelijk, kennelijk onredelijk, of nietig ontslag. Zijn beslissing zal invloed hebben op de te betalen vergoeding, dan wel het achterstallige loon in geval van wederindienstneming van de werknemer. Zijn twijfel over de uitleg van het Unierecht vloeit voort uit het naast elkaar toepassen van EU-bepalingen (restrictieve regeling voor staatssteun) en de reikwijdte van de verleende toestemming voor de bij het overleg gesloten overeenkomsten en de SPA wettelijke regeling om deze overeenkomsten en de uitkomst ervan aan te vechten en een hogere vergoeding te vragen dan waarvoor de EURCIE toestemming heeft gegeven. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:
In een procedure waarin een werknemer van Bankia, S.A. zijn ontslag aanvecht dat plaatsvindt in het kader van een collectief ontslag waarvoor een overeenkomst is gesloten waarover de Europese Commissie zich heeft uitgesproken in het besluit in de zaak „State aid SA.35253 (2012/N) Spain. Restructuring and Recapitalisation of the BFA Group”:
1. Zijn artikel 56 van het werknemersstatuut (koninklijk wetgevend decreet 1/1995 van 24 maart 1995), de vijfde overgangsbepaling van wet 3/2012 van 6 juli 2012 tot vaststelling van spoedmaatregelen voor de hervorming van de arbeidsmarkt en de artikelen 123 en 124, lid 13, van wet 36/2011 van 10 oktober 2011 betreffende de gerechten voor arbeids- en socialezekerheidszaken (waarin impliciet wordt verwezen naar de genoemde bepalingen) in strijd met de artikelen 107 en 108 van de geconsolideerde versie van het Verdrag [betreffende de werking] van de Europese Unie, voor zover daarin sprake is van een wezenlijke verhoging van de vergoedingen waarvoor toestemming is verleend in het besluit van de Europese Commissie in de procedure „State aid SA.35253 (2012/N) Spain. Restructuring and Recapitalisation of the BFA Group”?
2. Is een uitlegging van die bepalingen waarbij de rechter bij kennelijk redelijk ontslag de vergoedingen gelijk kan stellen met het in de nationale regeling voorgeschreven wettelijke minimum, in strijd met de vermelde Unierechtelijke bepalingen en het besluit van de Europese Commissie in de procedure „State aid SA.35253 (2012/N) Spain. Restructuring and Recapitalisation of the BFA Group”?
3. Is een uitlegging van die bepalingen waarbij de rechter bij kennelijk onredelijk ontslag de vergoedingen gelijk kan stellen met de bedragen die zijn overeengekomen in de gedurende de overlegperiode gesloten overeenkomst mits die bedragen boven het wettelijk minimum maar onder het wettelijk maximum liggen, in strijd met de vermelde Unierechtelijke bepalingen en het besluit van de Europese Commissie in de procedure „State aid SA.35253 (2012/N) Spain. Restructuring and Recapitalisation of the BFA Group”?

Specifiek beleidsterrein:
SZW, mede EZ

Gerelateerde documenten