C-353/15 Leonmobili et Leone

Contentverzamelaar

C-353/15 Leonmobili et Leone

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   07 september 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   24 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   24 oktober 2015
Trefwoorden: insolventieprocedure (begrip centrum voornaamste belangen)
Onderwerp
Verordening nr. 1346/2000 van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures

Diverse ondernemingen en banken hebben zich tot de Rb Bari gewend om faillietverklaring van Leonmobili te vragen. Zowel Leonmobili als haar vertegenwoordiger Gennaro Leone stellen echter dat de ITA Rb onbevoegd is omdat het bedrijf vóór aanvraag faillissement naar BUL is overgebracht. De Rb heeft de ITA FIOD gevraagd een onderzoek in te stellen of dit mogelijk een fictieve overbrenging betreft. Hieruit kwam naar voren dat dit inderdaad het geval is (met name vanwege de relatie tussen Leone en de nieuwe BUL bestuurster) en dat het centrum van de activiteiten van verzoeksters nog steeds in ITA ligt. Ondanks het feit dat verzoeksters het bevoegdheidsgeschil aan de Suprema Corte hebben voorgelegd worden zij bij vonnis van 16-06-2013 failliet verklaard, waarop verzoeksters in beroep gaan. Zij stellen dat het bedrijf nu een nieuwe (BUL) bestuurster heeft en dat de Rb dus een geheel andere onderneming failliet heeft verklaard. De appelrechter legt de zaak voor advies voor aan het Hof van Cassatie dat op grond van de eerder vastgestelde feiten oordeelt dat de ITA rechter bevoegd is.

Verzoekers vragen de verwijzende rechter (Hof van Beroep Bari) het HvJEU nadere uitleg van artikel 3 van Vo. 1346/2000 te vragen omdat zij het niet eens zijn met de uitleg die er in ITA aan wordt gegeven en dat het Hof van Cassatie ten onrechte heeft nagelaten vragen aan het HvJEU voor te leggen. Op grond van het (vaststaande) feit dat de onderneming naar BUL is overgebracht moet (volgens artikel 3, lid 1, van Vo. 1346/2000) worden vermoed dat het centrum van de voornaamste belangen naar BUL is verplaatst. Omdat de verwijzende rechter twijfelt over de juiste uitleg van de genoemde artikelen legt hij de volgende vragen aan het HvJEU voor:
a) Kan het in de laatste zin van [lid 1] en in [lid 2] van artikel 3 van [verordening (EG) nr.] 1346/2000 [van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures] bedoelde vermoeden, ingeval er geen sprake is van een vestiging in een andere lidstaat, door degene die de bevoegdheid betwist, worden weerlegd door middel van het bewijs dat het centrum van de voornaamste belangen in een andere lidstaat is gelegen dan de lidstaat waarin de vennootschap haar statutaire zetel heeft?
b) Ingeval de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, kan dat bewijs worden afgeleid uit andere vermoedens, namelijk uit de beoordeling van aanwijzingen waaruit logisch kan worden afgeleid dat het centrum van de voornaamste belangen in een andere lidstaat is gelegen?

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten