C-354/13 Kaltoft

Contentverzamelaar

C-354/13 Kaltoft

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   23 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   9 oktober 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   9 november 2013
Trefwoorden: sociale zekerheid (ontslaggronden); volksgezondheid; discriminatie; handvest grondrechten

Onderwerp
- Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (ICCPR); Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM) en protocol 12 daarbij; Handvest grondrechten; Sociaal handvest;
- Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep

Verzoeker Karsten Kaltoft werkt sinds 1996 als kinderoppas bij de DEN gemeente Billund. Het gaat om zijn zwaarlijvigheid. Hij weegt zo’n 160 kg bij een lengte van 1,72 m. Hij heeft in het verleden een jaar financiële steun gehad voor extra fitness en turnoefeningen.
In 2010 wordt verzoeker ontslagen, na een voor de overheidssector gebruikelijke hoorzitting, waarbij zijn zwaarlijvigheid is besproken. Partijen zijn het echter niet eens over de wijze waarop dat gebeurd is en evenmin of de zwaarlijvigheid een ontslaggrond was. In de ontslagbrief wordt alleen de afname van het aantal kinderen als grond genoemd maar niet dat dat de reden is om verzoeker te ontslaan.
Verzoeker vecht zijn ontslag dan ook aan. Hij stelt dat discriminatie op grond van zwaarlijvigheid in strijd is met onder meer EU-grondrechten. Het gaat dan om het recht op privéleven en het recht op zijn eigen lichaam en fysische integriteit en identiteit.
Verweerster (gemeente) stelt dat verzoekers ontslag op geen enkele wijze met zijn zwaarlijvigheid in verband gebracht moet worden. Maar zwaarlijvigheid wordt niet beschouwd als een handicap waardoor bescherming krachtens 2000/78 vereist zou zijn. Op de DEN arbeidsmarkt geldt geen verbod van discriminatie op grond van zwaarlijvigheid. Ook de andere genoemde Europese en internationale verdragen verbieden geen discriminatie op grond van zwaarlijvigheid. De gemeente Billund stelt voorts dat de toepassing van een eventueel Unierechtelijk verbod van discriminatie op grond van zwaarlijvigheid zou leiden tot een verruiming van de bevoegdheden en taken van de EU krachtens de Verdragen, waaronder artikel 19 VEU.

De verwijzende DEN rechter moet de vraag beantwoorden of Kaltoft is ontslagen op grond van zwaarlijvigheid. In dat verband moet de rechter beslissen of een Unierechtelijk verbod van discriminatie op grond van zwaarlijvigheid van toepassing is en, zo ja, of de regels inzake gedeelde bewijslast van toepassing zijn en of zwaarlijvigheid kan worden beschouwd als een handicap in de zin van richtlijn 2000/78 en, zo ja, onder welke voorwaarden. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1) Is het in strijd met het EU-recht, zoals bijvoorbeeld artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het algemeen of in het bijzonder voor een werkgever in de overheidssector op de arbeidsmarkt te discrimineren op grond van zwaarlijvigheid?
2) Is een eventueel Unierechtelijk verbod van discriminatie op grond van zwaarlijvigheid rechtstreeks van toepassing tussen een Deens staatsburger en zijn werkgever, een bestuursorgaan?
3) Indien volgens het Hof een Unierechtelijk verbod van discriminatie op grond van zwaarlijvigheid op de arbeidsmarkt in het algemeen of in het bijzonder voor een werkgever in de overheidssector geldt, moet de beoordeling of in strijd met een eventueel verbod van discriminatie op grond van zwaarlijvigheid is gehandeld, in een bepaald geval dan uitgaan van een gedeelde bewijslast, zodat tot feitelijke toepassing van het verbod in gevallen waarin het bewijs van een dergelijke discriminatie is geleverd, de bewijslast bij de verwerende werkgever moet worden gelegd (zie punt 18 van de considerans van richtlijn 97/80/EG van de Raad van 15 december 1997 inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van het geslacht)?
4) Kan zwaarlijvigheid worden beschouwd als een handicap die binnen de bescherming van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep valt, en, zo ja, welke criteria zijn in een bepaald geval beslissend ter beoordeling of de zwaarlijvigheid van een persoon concreet inhoudt dat de betrokkene is beschermd door het verbod op discriminatie op grond van een handicap in deze richtlijn?

Specifiek beleidsterrein: BZK
Mede VWS en SZW

Gerelateerde documenten