C-355/15 Bietergemeinschaft Technische Gebäudebetreuung und Caverion Österreich

Contentverzamelaar

C-355/15 Bietergemeinschaft Technische Gebäudebetreuung und Caverion Österreich

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de vewijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   13 oktober 2015
Trefwoorden: overheidsopdrachten; toegang tot de rechter

Onderwerp
Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (Pb L 395 van 30 december 1989, blz. 33), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten (Pb L 335 van 20 december 2007, blz. 31)

Verzoekster dient een offerte in (eind 2012) voor een door de Universität für Bodenkultur in Wenen (verweerster) uitgeschreven aanbesteding. Verweerster laat verzoekster 20-12-2013 weten dat zij wordt uitgesloten omdat het origineel van het bewijs van borgstelling niet op tijd is overgelegd. Verzoekster legt de zaak voor aan het Bundesverwaltungsgericht maar haar vorderingen worden 08-08-2014 afgewezen, onder meer wegens het feit dat inmiddels op 14-03-2014 door verweerster een overeenkomst met een andere partij is gesloten (geen procesbelang). Op grond van de OOS wet was de rechter nu alleen nog bevoegd de onrechtmatigheid vast te stellen en volgens vaste (OOS) rechtspraak kunnen rechten van een inschrijver wiens offerte terecht is uitgesloten niet geschonden zijn. Het arrest waar verzoekster naar verwijst (C-100/12) gaat in onderhavige zaak niet op: hier heeft de aanbestedende dienst de offerte al formeel uitgesloten (in plaats van de rechter in Fastweb). In de Revisionsprocedure stelt verzoekster dat zij op grond van het arrest Fastweb recht heeft om het beroep in te stellen. Uitsluiting daarvan is in strijd met de doelstellingen van effectieve rechtsbescherming. Zij meent dat ook de partij aan wie de zaak nu gegund is van de procedure had moeten worden uitgesloten omdat haar kostenberekening op belangrijke punten bedrijfseconomisch onbegrijpelijk en niet te volgen is. De rechter had dit ambtshalve moeten toetsen.

Voor de verwijzende OOS rechter (Verwaltungsgerichtshof) rijzen vragen van uitleg EURrecht die hij aan de hand van jurisprudentie van het HvJEU niet met zekerheid kan beantwoorden. Hij vraagt zich met name af of de rechter in eerste instantie terecht heeft geoordeeld dat verzoeker geen procesbelang heeft, en legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1. Moet artikel 1, lid 3, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, PB L 395 van 30 december 1989, blz. 33, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten, PB L 335 van 20 december 2007, blz. 31 (hierna: „richtlijn 89/665”), gelet op de beginselen van het arrest van het Hof van Justitie van 4 juli 2013 in zaak C-100/12, Fastweb SpA, aldus worden uitgelegd, dat een inschrijver wiens offerte door de aanbestedende dienst rechtsgeldig is uitgesloten en die daarom niet een bij de procedure betrokken inschrijver in de zin van artikel 2 bis van richtlijn 89/665 is, het recht kan worden ontzegd om beroep in te stellen tegen een besluit tot gunning (besluit over het sluiten van een raamovereenkomst) en tegen het sluiten van de overeenkomst (daaronder begrepen de overeenkomstig artikel 2, lid 7, gevorderde toekenning van schadevergoeding), zelfs wanneer slechts twee inschrijvers offertes hebben ingediend en ook de offerte van de geselecteerde inschrijver aan wie de opdracht is gegund volgens de niet bij de procedure betrokken inschrijver had moeten worden uitgesloten?
In geval van ontkennende beantwoording van vraag 1:
2. Moet artikel 1, lid 3, van richtlijn 89/665, gelet op de beginselen van het arrest van het Hof van Justitie van 4 juli 2013 in zaak C-100/12, Fastweb SpA, aldus worden uitgelegd, dat de niet bij de procedure betrokken inschrijver (in de zin van artikel 2 bis van de richtlijn) alleen dan het recht om beroep in te stellen toekomt,
a) indien uit de stukken van de beroepsprocedure duidelijk blijkt dat bij de offerte van de geselecteerde inschrijver sprake is van onregelmatigheden?
b) indien bij de offerte van de geselecteerde inschrijver op identieke gronden sprake is van onregelmatigheden?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-249/01 Hackermüller; C-100/12 Fastweb; C-538/13 eVigilo; C-689/13 PFE
Specifiek beleidsterrein: EZ en BZK

Gerelateerde documenten