C-360/16 Hasan

Contentverzamelaar

C-360/16 Hasan

Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   15 augustus 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       1 september 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   1 oktober 2016

Trefwoorden: asiel; Dublin III; overdrachtstermijn
Onderwerp: - Overeenkomst van 29 maart 1991 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Italië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen;
- Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, in de door uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 gewijzigde versie;
- Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend;
- Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven;
- Richtlijn 2013/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming.

Verzoeker, Syrisch onderdaan, is 12-09-2014 in Frankfurt/M aangehouden. Hij dient op 29-10-2014 een asielverzoek in. Daarbij verklaart hij via Libië en ITA naar DUI te zijn gereisd. Uit gegevens van Eurodac blijkt dat verzoeker op 04-09-2014 in ITA asiel heeft aangevraagd. Op 11-11-2014 verzoeken DUIaut aan ITAaut om terugname van verzoeker, maar dat verzoek wordt niet beantwoord. Op 30-01-2015 wordt verzoekers asielaanvraag niet ontvankelijk verklaard en zijn uitzetting naar ITA gelast. Verzoeker gaat tegen dat besluit in beroep met een gelijktijdig verzoek om schorsende werking. Hij stelt dat de procedure en opvangvoorzieningen in ITA systeemfouten bevatten. Dit wordt afgewezen bij beschikking van 12-03-2015 en vonnis van 30-06-2015. Verzoeker wordt naar ITA uitgezet maar keert medio augustus 2015 illegaal in DUI terug. In hoger beroep wordt hij 03-11-2015 in het gelijk gesteld: de rechter oordeelt dat ITA na verstrijken van de overdrachtstermijn niet meer bereid was om verzoeker terug te nemen. De zaak ligt nu voor in Revision; verweerder (DUI) stelt dat de overdracht aan ITA binnen de termijn is geschied.

De verwijzende DUI rechter (Bundesverwaltungsgericht) kan op basis van de hem voorliggende feiten niet met zekerheid vaststellen dat ITA oorspronkelijk verantwoordelijk is voor behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Vo. 603/2013 geeft in artikel 3.2 een vangnetbepaling indien moet worden gevreesd dat de asielprocedure niet aan de voorwaarden voldoet (onder meer wegens de door verzoeker aangehaalde systeemfouten). In dat geval blijft DUI verantwoordelijk. De overdracht is volgens berekening van de verwijzende rechter wel binnen de termijn geschied: door de gevraagde schorsende werking wordt artikel 29.1 tweede variant van Vo. 603/2013 van toepassing, zoals bepaald door het HvJEU in C-19/08. Hij legt vragen voor aan het HvJEU of dit ook in verzoekers geval juist is.

Indien de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag op grond van de Vo. bij DUI ligt acht hij voor beslechting van het geschil van doorslaggevend belang of met een tijdig uitgevoerde overdracht de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming nog niet definitief is vastgesteld, maar ingeval van een onmiddellijke illegale terugkeer van de asielzoeker een nieuwe terug-/overnameprocedure – eventueel opnieuw met inachtneming van de termijnen betreffende de verantwoordelijkheid – moet worden gevoerd. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:

1. Wanneer een onderdaan van een derde land na indiening van een tweede asielverzoek in een andere lidstaat (hier: Duitsland) wegens de afwijzing door de rechter van zijn verzoek tot opschorting van het besluit tot overdracht in het kader van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 (Dublin III-verordening) werd overgedragen aan de oorspronkelijk verantwoordelijke lidstaat waar het eerste asielverzoek is ingediend (hier: Italië), en hij daarna onmiddellijk illegaal is teruggekeerd naar de tweede lidstaat (hier: Duitsland):

a) is, volgens de beginselen van de Dublin III-verordening, voor de rechterlijke toetsing van een overdrachtsbesluit de feitelijke situatie op het moment van de overdracht beslissend omdat met de tijdig uitgevoerde overdracht de verantwoordelijkheid definitief is vastgesteld en bijgevolg de verantwoordelijkheidsregels van de Dublin III-verordening op de latere ontwikkelingen niet meer moeten worden toegepast, of moet er wel rekening worden gehouden met latere ontwikkelingen in de voor de verantwoordelijkheid in het algemeen relevante omstandigheden – bijvoorbeeld het verstrijken van termijnen voor terugname of een (nieuwe) overdracht?

b) zijn, nadat de verantwoordelijkheid is vastgesteld, op basis van het overdrachtsbesluit latere overdrachten aan de oorspronkelijk verantwoordelijke lidstaat mogelijk en blijft deze lidstaat verplicht tot overname van de onderdaan uit een derde land?

2. Wanneer de verantwoordelijkheid met de overdracht niet definitief is vastgesteld, welke van de hiernavolgende regelingen moet dan in een dergelijk geval, wegens de nog lopende beroepsprocedure tegen het reeds uitgevoerde overdrachtsbesluit, worden toegepast op een persoon in de zin van artikel 18, lid 1, onder b), c) of d), van de Dublin III-verordening:

a) artikel 23 van de Dublin III-verordening (naar analogie) met als gevolg dat bij een niet tijdig hernieuwd terugnameverzoek, er een overdracht van de verantwoordelijkheid in het kader van artikel 23, leden 2 en 3, van de Dublin III-verordening kan plaatsvinden, of

b) artikel 24 van de Dublin III-verordening (naar analogie) of

c) geen van de onder a) en b) genoemde regelingen?

3. Ingeval op een dergelijk persoon artikel 23 noch artikel 24 van de Dublin III-verordening (naar analogie) toepassing vindt [vraag 2, onder c)], zijn, op basis van het bestreden overdrachtsbesluit latere overdrachten aan de oorspronkelijk verantwoordelijke lidstaat (hier: Italië) mogelijk totdat uitspraak is gedaan op het tegen dat besluit gerichte rechtsmiddel, en blijft deze lidstaat verplicht tot overname van een onderdaan uit een derde land – ongeacht of latere terugnameverzoeken zonder inachtneming van de termijnen van artikel 23, lid 3, of artikel 24, lid 2, van de Dublin III-verordening zijn ingediend en ongeacht de overdrachtstermijnen van artikel 29, leden 1 en 2, van de Dublin III-verordening?

4. Ingeval op een dergelijk persoon artikel 23 van de Dublin IIIverordening (naar analogie) toepassing vindt [vraag 2, onder a)], geldt voor het nieuwe terugnameverzoek (naar analogie) een nieuwe termijn als bedoeld in artikel 23, lid 2, van de Dublin III-verordening? Zo ja, gaat deze nieuwe termijn dan in vanaf de kennisneming van de terugkeer door de bevoegde autoriteit, of is een andere gebeurtenis doorslaggevend voor het ingaan van de termijn?

5. Ingeval op een dergelijk persoon artikel 24 van de Dublin III-verordening (naar analogie) toepassing vindt [vraag 2, onder b)],

a) geldt voor het nieuwe terugnameverzoek (naar analogie) een nieuwe termijn als bedoeld in artikel 24, lid 2, van de Dublin III-verordening? Zo ja, gaat deze nieuwe termijn dan in vanaf de kennisneming van de terugkeer door de bevoegde autoriteit, of is een andere gebeurtenis doorslaggevend voor het ingaan van de termijn?

b) Wanneer de andere lidstaat (hier: Duitsland) een overeenkomstig artikel 24, lid 2, Dublin III-verordening (naar analogie) in acht te nemen termijn laat verstrijken, komt dan op basis van de indiening van een nieuw asielverzoek overeenkomstig artikel 24, lid 3, van de Dublin IIII-verordening rechtstreeks vast te staan dat de andere lidstaat (hier: Duitsland) verantwoordelijk is, of kan laatstbedoelde lidstaat, ondanks het nieuwe asielverzoek, opnieuw de oorspronkelijk verantwoordelijke lidstaat (hier: Italië) zonder termijnbeperking om terugname verzoeken of de buitenlander zonder terugnameverzoek aan deze lidstaat overdragen?

c) Wanneer de andere lidstaat (hier: Duitsland) een overeenkomstig artikel 24, lid 2, Dublin III-verordening (naar analogie) in acht te nemen termijn laat verstrijken: moet dan de aanhangigheid van een in een andere lidstaat (hier: Duitsland) vóór de overdracht ingediend asielverzoek worden gelijkgesteld met een nieuw asielverzoek als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Dublin III-verordening?

d) Wanneer de andere lidstaat (hier: Duitsland) een overeenkomstig artikel 24, lid 2, van de Dublin III-verordening (naar analogie) in acht te nemen termijn laat verstrijken, de buitenlander geen nieuw asielverzoek indient en de aanhangigheid van een in een andere lidstaat (hier: Duitsland) vóór de overdracht ingediend asielverzoek moet worden gelijkgesteld met een nieuw asielverzoek als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Dublin III-verordening, kan de andere lidstaat (hier: Duitsland) dan opnieuw de oorspronkelijk verantwoordelijke lidstaat (hier: Italië) zonder termijnbeperking om terugname verzoeken of de buitenlander zonder terugnameverzoek aan deze lidstaat overdragen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-19/08 Petrosian

Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB

Gerelateerde documenten