C-362/13, C-363/13 en C-407/13 Fiamingo ea

Contentverzamelaar

C-362/13, C-363/13 en C-407/13 Fiamingo ea

Gevoegde prejudiciële zaken
 

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik de dossiers C-362/13, C-363/13 en C-407/13 voor een volledige informatie van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   19 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   5 oktober 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   5 november 2013
Trefwoorden: (tijdelijke) arbeidsovereenkomsten (zeevaart); handvest grondrechten

Onderwerp
- Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd
- Richtlijn 2009/13/EG tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) inzake het Verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG

Verzoeker in zaak C-363/13, Leonardo Zappalá, is zeeman, ingeschreven als zodanig in het register van zeelieden, en werkzaam in loondienst bij verweerster op veerboten. Na 78 dagen is de arbeidsovereenkomst ontbonden. Hij vecht de ontbinding aan door nietigheid te vorderen van de overeenkomst voor bepaalde tijd omdat hij meent dat dit in strijd is met de voorschriften van het ITA zeevaartwetboek. De Rb wijst de vordering af; deze beslissing wordt bevestigd door het hof van beroep. De zaak ligt nu bij het Hof van Cassatie.
Verzoeker meent dat sprake is van onjuiste toepassing van EUR regelgeving, onder meer de RLn 1999/70 en 2009/13, en artikelen 20, 21 en 47 van het handvest grondrechten. De beperking van de duur van de verschillende overeenkomsten voor bepaalde tijd zou onrechtmatig zijn omdat de duur, en een rechtvaardiging daarvoor, niet in de overeenkomsten zijn aangegeven.
In zaak C-362/13 is de verzoeker Maurizio Fiamingo. Feiten en omstandigheden, en met name de vragen zijn identiek aan C-363/13.
In zaak C-407/13 zijn zeventien verzoekers. Hun proces verloopt ietsje anders, maar ook hier worden door het Hof van Cassatie de (zelfde) prejudiciële vragen ingediend.

De verwijzende ITA rechter constateert dat er in de zeevaartsector redenen zijn voor afwijking van gebruikelijke arbeidsverhouding met name vanwege het aspect van veiligheid en door de navigatie. Een afwijkende regeling is daarvan het gevolg. Hij vraagt zich echter af of de traditionele benadering van het zeerecht in de huidige vorm nog wel gehandhaafd kan worden. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1. Zijn de clausules van de raamovereenkomst inzake arbeid voor bepaalde tijd waaraan richtlijn 1999/70/EG uitvoering heeft gegeven, van toepassing op de scheepvaartsector, en heeft inzonderheid clausule 2, punt 1, ook betrekking op werknemers die voor bepaalde tijd zijn aangesteld op veerboten die dagelijkse verbindingen verzorgen?
2. Verzet de raamovereenkomst waaraan richtlijn 1999/70/EG uitvoering heeft gegeven, met name clausule 3, punt 1, zich tegen een nationale regeling (artikel 332 Codice della navigazione) die de ‚duur’ van een overeenkomst bepaalt en niet het ‚einde’, en is de bepaling van een duur van de overeenkomst met een termijn waarvan zeker is dat hij zal intreden (‚maximaal 78 dagen’) maar niet zeker wanneer, verenigbaar met deze richtlijn?
3. Verzet de raamovereenkomst waaraan richtlijn 1999/70/EG uitvoering heeft gegeven, met name clausule 3, punt 1, zich tegen een nationale regeling (artikelen 325, 326 en 332 van de Codice della navigazione) waarin als objectieve redenen voor de overeenkomst voor bepaalde tijd enkel de vaart of vaarten worden genoemd, waardoor het voorwerp van de overeenkomst (prestatie) in wezen overeenkomt met de oorzaak (grond voor de sluiting voor bepaalde tijd)?
4. Verzet de raamovereenkomst waaraan de richtlijn uitvoering heeft gegeven zich tegen een nationale regeling (in casu de voorschriften van de Codice della navigazione) die uitsluit dat een reeks opeenvolgende overeenkomsten (die misbruik in de zin van clausule 5 opleveren) wordt omgezet in een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd (maatregel die in artikel 326 van de Codice della navigazione enkel is voorzien voor het geval de werknemer ononderbroken in dienst is voor een periode langer dan een jaar en voor het geval waarin tussen de beëindiging van een overeenkomst en de sluiting van de volgende overeenkomst niet meer dan 60 dagen verlopen)?

Specifiek beleidsterrein: SZW
Mede IenM