C-366/18

Contentverzamelaar

C-366/18

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 juli 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    11 september 2018

Trefwoorden: ouderschapsverlof; gelijke behandeling; non-discriminatie

Onderwerp:
-           Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (hierna: richtlijn 2006/54/EG);
-           Richtlijn 2010/18/EU van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG (hierna: richtlijn 2010/18/EU);
-           Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU);
-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).

Feiten:

OM is als werknemer werkzaam bij UTE Luz Madrid Centro (hierna: UTE) en werkt wisselende ploegen: de ochtendploeg, middagploeg en nachtploeg. OM heeft zijn werkgever verzocht om, teneinde zijn beroeps- en gezinsleven te kunnen combineren, alleen in de ochtendploeg te werken van maandag tot vrijdag zodat hij voor zijn minderjarige kinderen kan zorgen. In zijn verzoek stelde hij op geen enkel moment een verkorting van zijn arbeidstijd voor, maar een behoud van het totale aantal arbeidsuren, zonder enige loonsvermindering. Het verzoek van OM is door UTE geweigerd. Volgens een Spaanse regeling (artikel 37, lid 6, eerste alinea, van Real Decreto Legislativo 2/2015) impliceert het recht om beroeps- en gezinsleven te combineren noodzakelijkerwijze dat de aanvrager zijn dagelijkse arbeidstijd met ten minste een achtste en maximaal de helft van die arbeidstijd vermindert. Dit leidt tot evenredige vermindering van het loon van de werknemer. OM zou zijn recht om beroeps- en gezinsleven te combineren dus alleen kunnen uitoefenen met verkorting van zijn arbeidstijd en vermindering van zijn loon.

Overweging:

De verwijzende rechter overweegt, onder verwijzing naar meerdere statistieken van Eurostat, dat hoofdzakelijk vrouwen hun arbeidstijd wijzigen om voor de kinderen te zorgen, en dus hoofdzakelijk vrouwen van de Spaanse regeling gebruik maken. De rechter stelt dat het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen en de garantie van non-discriminatie op grond van geslacht essentiële beginselen zijn binnen de EU. Uit de rechtspraak van het Hof blijkt bovendien dat deze beginselen duidelijk verbonden zijn met concrete maatregelen om beroeps- en gezinsleven te combineren. De verwijzende rechter twijfelt daarom of de Spaanse regeling, voor zover het de verkorting van de arbeidstijd en de dienovereenkomstige vermindering van het loon oplegt om beroeps- en gezinsleven te combineren, een geval van indirecte discriminatie vormt ten nadele van vrouwen, de hoofdzakelijke gebruikers van het ouderschapsverlof, en daarom in strijd is met het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen en van het verbod van discriminatie op grond van geslacht.

Prejudiciële vraag:

Staan de artikelen 8, 10 en 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 23 en artikel 33, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 1 en artikel 14, lid 1, van richtlijn 2006/54, alle gelezen in samenhang met richtlijn 2010/18 tot uitvoering van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, in de weg aan een nationale regel zoals artikel 37, lid 6, van het werknemersstatuut, die voor de uitoefening van het recht van de werknemer om beroeps- en gezinsleven te combineren teneinde de directe zorg op zich te nemen voor minderjarigen of gezinsleden te zijnen laste, vereist dat de werknemer daartoe in elk geval zijn gewone arbeidstijd verkort en dat zijn loon dus evenredig wordt verminderd.

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Roca Álvarez, C-104/09; Riežniece C-7/12; Konstantinos Maïstrellis,  C-[2]22/14.

Specifiek beleidsterrein: SZW