C-366/22 Viterra Hungary  

Contentverzamelaar

C-366/22 Viterra Hungary  

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    15 augustus 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    1 oktober 2022

Trefwoorden: gecombineerde nomenclatuur, sojameel, tariefindeling

Onderwerp:

•            Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

•            Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

•            Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

•            Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1271/2011 van de Commissie van 5 december 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

•            Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen

Feiten:

Verzoekster heeft de formaliteiten ingeleid voor het in het vrije verkeer brengen van sojameel uit Brazilië, ,,Brazilian Soja Bean Meal 45,5 %” (hierna: sojameel of product), onder TARIC-code 2304 00 00 00. De lagere belasting- en douaneautoriteit verklaarde in haar steekproefverslag dat het product wordt gebruikt als ,,diervoeder”. Het sojameel bevond zich in bulk in de laadruimte van een vrachtwagen en werd vervoerd naar het adres van verzoekster in Boedapest. In het licht van dit deskundigenadvies heeft de lagere belastingautoriteit verklaard dat de door verzoekster toegepaste tariefindeling (2304 00 00 00) onjuist was, aangezien het product onder GS-onderverdeling 0309 90 valt en moet worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 2309 90 31 met TARIC-code 2309 90 30 80. Gelet hierop heeft de lagere belastingautoriteit de indeling van het product in de tariefpost gewijzigd en in dit verband vastgesteld dat er sprake is van een verschil in douanerechten en btw dat door verzoekster verschuldigd is. De lagere belastingautoriteit voerde aan dat met betrekking tot het onderzochte product was voldaan aan de drie voorwaarden vastgesteld in het arrest van het Hof, Customs Support Holland (C-144/15) (namelijk, ten eerste dat het werd gebruikt voor diervoeder; ten tweede dat het een definitieve bewerking had ondergaan, en ten derde dat het door deze bewerking zijn oorspronkelijke wezenlijke kenmerken had verloren), zodat het moest worden ingedeeld onder post 2309 van de GN. In haar beroep voerde verzoekster aan dat het product niet uitsluitend bestemd was voor diervoeder en daarom niet onder post 2309 viel, aangezien een van de vereisten voor indeling onder post 2309 is dat het product ,,slechts” geschikt is voor het voederen van dieren. Verweerster heeft volgens haar onrechtmatig gehandeld door de term ,,slechts” niet te analyseren. De uitdrukking ,,slechts geschikt voor het voederen van dieren” moet volgens verzoekster aldus worden uitgelegd dat alleen goederen die uitsluitend worden gebruikt voor voederdoeleinden en die ongeschikt zijn voor menselijke consumptie, onder post 2309 kunnen worden ingedeeld.

Overweging:

Verzoekster, die had verzocht om indiening van het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing, betoogt dat de beslissing of het betrokken product onder post 2304 dan wel onder post 2309 valt, een vraag in verband met de toepassing van de GN is, waarvan de beslechting ingevolge artikel 267 VWEU tot de bevoegdheid van het Hof behoort. Verzoekster verwijst naar bindende tariefinlichtingen van verschillende EU-landen en voert aan dat sojameel een uiterst belangrijke grondstof voor diervoeders en levensmiddelen is en dat, wat de gerezen vragen over de juridische uitlegging en de tariefindeling van het product betreft, een verschil in rechtspraak binnen de Unie ook ongewenste gevolgen kan hebben voor de werking van de interne markt (handel in sojameel). Aangezien uit de tot op heden gewezen arresten met betrekking tot het voorwerp van het onderhavige geding niet kan worden opgemaakt of het betrokken product onder post 2304 dan wel onder post 2309 moet worden ingedeeld, is het hoe dan ook noodzakelijk dat het Hof het Unierecht uitlegt, met name de bepalingen van de GN waarop in casu een beroep wordt gedaan.

Prejudiciële vragen:

1) Moet het Unierecht, met name uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de praktijk van een lidstaat waarbij de uitvoering van een brandproces dat nodig is om het oplosmiddel hexaan (dat wordt gebruikt om olie te extraheren en schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier) te verwijderen uit het residu dat overblijft na de extractie van olie uit sojabonen met behulp van hexaan, wordt beschouwd als een definitieve bewerking die dient als basis voor de indeling van het product onder post 2309 van de nomenclatuur en de indeling daarvan onder post 2304 van de nomenclatuur uitsluit?

2) Moet het Unierecht, met name uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat een product als ,,ongeschikt voor menselijke consumptie” moet worden beschouwd wanneer:

a) het volledig uitgesloten en onmogelijk is om dat product in de levensmiddelenindustrie te gebruiken, dus wanneer het niet mogelijk is om het betrokken product in de levensmiddelenindustrie te gebruiken of te verwerken en het niet mogelijk is om uit dat product een product te vervaardigen dat door de mens kan worden geconsumeerd, of

b) dat product niet door de mens kan worden geconsumeerd in de staat waarin het zich bevindt wanneer het wordt ingevoerd, maar het na gebruik of bewerking in de levensmiddelenindustrie mogelijk is om uit dat product een product te vervaardigen dat door de mens kan worden geconsumeerd?

3) Moet het Unierecht, met name uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat een product ook wordt beschouwd als waardevol veevoeder wanneer het in de vorm van pellets of korrels ingevoerde product fysiek moet worden vermalen en vermengd met een mengvoeder om door dieren te kunnen worden geconsumeerd?

4) Moet het Unierecht, met name uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat het Unierecht zich verzet tegen de praktijk van een lidstaat waarbij het feit dat een product genetische modificaties bevat, uitsluit dat het geschikt is voor menselijke consumptie, met als gevolg dat genetisch gemodificeerd sojameel niet kan worden gebruikt in de levensmiddelenindustrie?

5) Moet het Unierecht, met name uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat bij de indeling van een product onder post 2304 of post 2309 van de nomenclatuur het volgende moet worden onderzocht:

a) het werkelijke gebruik van het product na invoer, of

b) de objectieve kenmerken van het product op het tijdstip van invoer, dus of het product, in de staat waarin het zich op het tijdstip van invoer bevindt, voor menselijke voeding en/of veevoeder kan worden gebruikt?

6) Moet het Unierecht, met name uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat het feit dat sojameel ongeschikt is voor menselijke consumptie, er niet aan in de weg staat dat het wordt ingedeeld onder post 2304 van de nomenclatuur?

7) Moet het Unierecht, met name uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat sojameel zoals hier aan de orde is, dus sojameel dat is gebrand om het hexaan te verwijderen dat wordt gebruikt voor de extractie van de olie en schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier, onder post 2304 of post 2309 van de nomenclatuur valt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Customs Support Holland (C-144/15), (129/81), (268/87), (38/72), Consorzio Italian Management en Catania Multiservizi (C-561/19), (C-592/17)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal, FIN