C-367/18

Contentverzamelaar

C-367/18

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 juli 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    11 september 2018

Trefwoorden: arbeidsrecht; discriminatie

Onderwerp:
-           Door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (hierna: raamovereenkomst);

Feiten:

Verzoeksters vervulden functies in de algemene raad voor de rechterlijke macht (hierna: CGPJ), als leden van het tijdelijk personeel met een bijzondere of adviesfunctie, totdat zij, op grond van de specifieke juridische regeling die van toepassing is op deze categorie overheidspersoneel, zonder reden werden ontslagen. Op 07.11.2016 verzochten zij om een ontslagvergoeding van twintig  dagen salaris per gewerkt jaar; dit verzoek werd door de Comisión Permanente van de CGPJ bij besluit van 09.03.2017 afgewezen. Verzoeksters hebben beroep ingesteld bij de verwijzende rechter waarin zij verzoeken om nietigverklaring van het besluit en toekenning van de gevorderde vergoedingen plus bijbehorende rente. Verzoeksters betogen dat het niet toekennen van een vergoeding voor de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst als tijdelijk personeel met een bijzondere of adviesfunctie een inbreuk vormt op het verbod van discriminatie van tijdelijke werknemers ten opzichte van vaste werknemers zoals neergelegd in de raamovereenkomst. Ter ondersteuning van deze vorderingen beroepen zij zich op C-596/14 en het arrest van 05.10.2016 van de Sala de lo Social del Tribunal Superior de Justicia de Madrid in diezelfde zaak, dat is gewezen na ontvangst van het antwoord van het Hof in C-596/14.

Overweging:

De verwijzende rechter is van oordeel dat het verschil in behandeling tussen vaste en tijdelijke werknemers waarop C-596/14 ziet, slechts betrekking heeft op de gevolgen van een beëindiging op basis van een beëindigingsgrond die in de Spaanse arbeidswetgeving van toepassing is op zowel vaste als tijdelijke werknemers. De verwijzende rechter is van oordeel dat dit arrest geen antwoord geeft op andere vragen, namelijk a) of beëindiging om redenen die specifiek zijn voor tijdelijke werknemers (en die derhalve niet van toepassing zijn op vaste werknemers) noodzakelijkerwijs een vergoeding met zich meebrengt; en b) of het bij de bijzondere vergoeding waarin wordt voorzien in geval van deze beëindigingsgronden, die specifiek zijn voor tijdelijke werknemers, mogelijk is om deze niet te betalen aan een of meerdere van de mogelijk bestaande categorieën van tijdelijke werknemers, en of er verschillen bestaan tussen die categorieën.

Prejudiciële vragen:

1. Moet clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen de Spaanse nationale regeling die in artikel 12, lid 3, van de Texto refundido del Estatuto del Empleado Público (Real Decreto Legislativo 5/2015, de 30 de octubre) (geconsolideerde tekst van de wet houdende het basisstatuut van het overheidspersoneel, koninklijk wetsbesluit 2/2015 van 30 oktober 2015) voorziet in ontslag zonder reden en zonder vergoeding, maar die wel in een vergoeding voorziet in artikel 49, lid 1, onder c), van de Texto refundido del Estatuto de los Trabajadores (Real Decreto Legislativo 2/2015, de 23 de octubre) (geconsolideerde versie van de wet op het werknemersstatuut, koninklijk wetsbesluit 2/2015 van 23 oktober 2015) bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst op grond van (een) wettelijk vastgestelde grond(en)?

2. In geval van een ontkennend antwoord op de eerste vraag: valt een maatregel als vastgesteld door de Spaanse wetgever, die voorziet in de uitkering van een vergoeding van twaalf dagen salaris per gewerkt jaar aan de werknemer bij de afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, onder de werkingssfeer van clausule 5 van de raamovereenkomst, zelfs wanneer de tijdelijke aanstelling is beperkt tot slechts één overeenkomst?

3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: is een wettelijke bepaling die tijdelijke werknemers bij de beëindiging van de overeenkomst een vergoeding van twaalf dagen salaris per gewerkt jaar toekent, maar tijdelijk personeel met een bijzondere of adviesfunctie, bij ontslag zonder reden, van deze vergoeding uitsluit, in strijd met clausule 5 van de raamovereenkomst?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Regojo Dans C-177/14; de Diego Porras C-596/14;

Specifiek beleidsterrein: SZW