C-370/21 DOMUS-SOFTWARE

Contentverzamelaar

C-370/21 DOMUS-SOFTWARE

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     30 augustus 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     16 oktober 2021

Trefwoorden : betalingsachterstand; geldvorderingen; forfaitaire vergoeding; toekenning

Onderwerp :

•          Richtlijn (EU) 2011/7 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties

Feiten:

De partijen in deze zaak hebben in augustus 2019 een software-onderhoudsovereenkomst gesloten voor de door verweerster verkregen licenties voor het programma “Domus 4000”. De maandelijkse vergoeding voor de verrichte diensten bedraagt 135 euro exclusief btw. Verzoekster heeft drie rekeningen aan verweerster gestuurd. De verweerster heeft deze rekeningen niet betaald. Verzoekster heeft de rechter onder meer verzocht om ten aanzien van alle drie de geldvorderingen een vast bedrag (forfaitaire vergoeding) voor betalingsachterstand toe te kennen (40 euro). De rechter in eerste aanleg heeft verweerster slechts veroordeeld tot het eenmalig betalen van het vaste bedrag voor betalingsachterstand. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld bij de rechter in tweede aanleg (verwijzende rechter) en verzoekt die rechter onder meer om alsnog twee keer het vaste bedrag voor betalingsachterstand (80 euro) toe te kennen. 

Overweging:

De beslechting van dit geschil is met name afhankelijk van de uitlegging van artikel 6 van richtlijn 2011/7. Volgens dat artikel heeft een schuldeiser ten minste recht op 40 euro bij betalingsachterstand. De verwijzende rechter stelt vast dat het in deze zaak gaat om periodiek uit één contractuele verbintenis voortvloeiende geldvorderingen. In die context wil de verwijzende rechter van het EU-Hof weten of hij één enkel vast bedrag voor betalingsachterstand moet toekennen wanneer meerdere uit dezelfde contractuele verbintenis voortvloeiende geldvorderingen niet worden voldaan of dat hij in zo’n geval meerdere vaste bedragen voor betalingsachterstand moet toekennen.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 6, leden 1 en 2, van richtlijn 2011/7/EU juncto artikel 3 van richtlijn 2011/7/EU aldus worden uitgelegd, dat bij periodiek uit één contractuele verbintenis voortvloeiende geldvorderingen, voor elke afzonderlijke geldvordering een recht op betaling van een vast bedrag van minstens 40 EUR bestaat[?]

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: n.v.t.

Specifiek beleidsterrein: EZK