C-375/20 Liberty Seguros

Contentverzamelaar

C-375/20 Liberty Seguros

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     13 oktober 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     29 november 2020

Trefwoorden : motorvoertuigen; verzekeringen

Onderwerp :

Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid;

Feiten:

Verweerder heeft  in 2015 een WA-verzekering afgesloten met verzoekster voor een voertuig waarbij hij zich voordeed als eigenaar van het voertuig. Verweerder gaf bij het afsluiten van de verzekering aan het voertuig voor persoonlijke doeleinden te gebruiken voor maximaal 6 passagiers. Verweerder meldde niet dat het voertuig werd gebruikt voor internationaal vervoer tegen betaling van emigrerende passagiers. Op 24-03-2016 vond een tragisch ongeval plaats waarbij er 12 passagiers omkwamen. Verzoekster heeft  een declaratoire vordering aanhangig gemaakt tegen verweerder waarbij zij verzocht om “de met verweerder gesloten verzekeringsovereenkomst wegens ongeldigheid van de inhoud ervan met terugwerkende kracht tot op de datum waarop ze is gesloten, nietig te verklaren, onverminderd het recht van verzoekster om de door verweerder betaalde premies te houden krachtens het bepaalde in artikel 25, lid 5, van wetsbesluit nr. 72/2008”. Bij vonnis werd de tussen verzoekster en verweerder gesloten verzekeringsovereenkomst nietig verklaard met werking inter partes en met alle daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen, terwijl verweerder werd vrijgesproken van alle overige hem verweten feiten en werd verklaard dat de ongeldigheid van de verzekeringsovereenkomst niet kon worden tegengeworpen aan de benadeelde derden of aan het FGA (waarborgfonds motorrijtuigen). Verzoekster betoogt in hoger beroep dat aangezien in het bestreden vonnis wordt erkend en verklaard dat de litigieuze overeenkomst nietig is, daarin tevens had moeten worden verklaard dat die nietigheid kan worden tegengeworpen aan FGA en bijgevolg aan de personen die door het in het hoofdgeding aan de orde zijnde ongeval zijn benadeeld, aangezien dat fonds de schadevergoedingen moet betalen.

Overweging:

Om het bij hem ingestelde hoger beroep te kunnen beslechten dient de verwijzende rechter te beoordelen of, anders dan in eerste aanleg is geoordeeld, de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst wegens het ontbreken van een belang dat rechtsbescherming verdient moet worden geacht te kunnen worden tegengeworpen aan de benadeelden en aan het FGA. Volgens de verwijzende rechter wordt de vraag die het voorwerp van het hoger beroep is niet rechtstreeks beantwoord in de jurisprudentie op het gebied van verkeersongevallen, waaruit volgt dat de inhoud van het Unierecht ten aanzien van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kwestie niet bekend is. De verwijzende rechter gaat daarom over op het stellen van de prejudiciële vragen.

Prejudiciële vragen:

Staat het recht [van de Unie], inzonderheid richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad, in de weg aan een nationale regeling op grond waarvan de nietigheid van een overeenkomst inzake de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, kan worden tegengeworpen aan benadeelde derden en het Fundo de Garantia Automóvel wanneer die nietigheid eruit voortvloeit dat de verzekeringnemer het verzekerde voertuig heeft bestemd voor clandestien en illegaal personen- en goederenvervoer tegen betaling en die bestemming heeft verhuld voor de verzekeringsmaatschappij? Zou het antwoord hetzelfde luiden ingeval de passagiers bekend waren met het clandestiene en illegale karakter van het vervoer?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Fidelidade-Companhia de Seguros SA/Caisse Suisse de Compensation e.a. C-287/16; C-212/04; C-334/92; Marleasing SA C-106/89 ;

Specifiek beleidsterrein: IenW;