C-376/18 Slovenské elektrárne

Contentverzamelaar

C-376/18 Slovenské elektrárne

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 juli 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    11 september 2018

Trefwoorden: fiscaal; mededinging

Onderwerp:
-           Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (hierna: Derde elektriciteitsrichtlijn);

Feiten:

Dit verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding tussen Slovenské elektrárne, elektriciteitsleverancier op grond van een vergunning voor de levering van elektriciteit (hierna: gereguleerde onderneming) die is verleend door de regelgevende autoriteit voor netwerksystemen (hierna: autoriteit), en het speciale belastingkantoor betreffende een speciale heffing over de inkomsten van gereguleerde ondernemingen voor de levering van elektriciteit in de energiesector. Volgens de berekeningen van het speciale belastingkantoor, diende Slovenské elektrárne een achterstallig bedrag te betalen ter voldoening van de heffing voor het belastingjaar 2015. Slovenské elektrárne kwam tegen dit besluit op door eerst bezwaar in te dienen, en vervolgens hoger beroep in te stellen. Daarbij voerde zij aan dat de nationale regeling op grond waarvan het besluit was vastgesteld in strijd is met de grondwet van de Slowaakse Republiek en met het Unierecht. De speciale belastingadministratie verwees naar de motivering van de wet inzake de speciale heffing, waarin is verduidelijkt dat de betrokken heffing diende de gevolgen van de economische en financiële crisis op eerlijke en economisch efficiënte wijze te herverdelen. Daarnaast diende de heffing om ook ondernemingen in gereguleerde sectoren bij de consolidatie van de overheidsfinanciën te betrekken door van hen een bijdrage te vragen. De rechter in eerste aanleg vernietigde het bestreden besluit met de motivering dat het speciale belastingkantoor niet had onderzocht of Slovenské elektrárne een gereguleerde onderneming was; daarnaast had zij kritiek op het feit dat de speciale belastingadministratie de heffing met terugwerkende kracht had toegepast op de niet-uitgekeerde winstreserves van perioden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet inzake de speciale heffing, en tot slot oordeelde zij dat het speciale belastingkantoor de vraag of de nationale regeling verenigbaar met het Unierecht is, oppervlakkig had behandeld.

Overweging:

Om te beginnen moet worden vastgesteld of de betrokken heffing aan een volledig en werkelijk concurrerende elektriciteitsmarkt in de weg staat, aangezien zij afbreuk doet aan de vrijheid van de gereguleerde ondernemingen om volledig concurrerende prijzen voor de elektriciteitslevering op buitenlandse markten vast te stellen. De tweede prejudiciële vraag betreft de voorwaarden voor de invoering van passende maatregelen door de lidstaten (vermeld in artikel 3 van de Derde elektriciteitsrichtlijn). Dit roept vragen op over de evenredigheid aangezien de betrokken maatregel volgens arresten van het Hof (C-169/08, C-271/08, 265/87) aan aanvullende eisen moet voldoen. De derde prejudiciële vraag betreft de strijdigheid van de wet inzake de speciale heffing met de vereisten van transparantie, non-discriminatie en gelijke toegang. Aangezien de uitlegging van het EU-recht niet eenduidig is, heeft de verwijzende rechter besloten om de prejudiciële vragen voor te leggen.

Prejudiciële vragen:

1. Moet richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG („Derde elektriciteitsrichtlijn”) aldus worden uitgelegd dat het doel daarvan, en inzonderheid artikel 3 van deze richtlijn, zich verzet tegen een nationale regeling als in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een speciale maatregel is ingesteld volgens welke aan gereguleerde ondernemingen – waaronder houders van een vergunning voor de levering van elektrische energie die door de bevoegde regelgevende autoriteit van de betrokken lidstaat is verleend („autoriteit” en „gereguleerde onderneming”) – een heffing wordt opgelegd die wordt vastgesteld op grond van het economisch resultaat dat zij niet alleen op nationaal grondgebied, maar ook door activiteiten in het buitenland hebben behaald, welke heffing:
i) afbreuk doet aan de vrijheid van gereguleerde ondernemingen om een volledig concurrerende prijs vast te stellen voor de levering van elektriciteit op buitenlandse elektriciteitsmarkten en dus ook op het mededingingsproces op deze markten;
ii) het concurrentievermogen van gereguleerde ondernemingen verzwakt ten opzichte van buitenlandse elektriciteitsleveranciers op de Slowaakse elektriciteitsmarkt, wanneer beide ook op een bepaalde buitenlandse markt elektriciteit leveren, aangezien de buitenlandse onderneming voor de levering van elektriciteit in het buitenland niet aan een dergelijke heffing wordt onderworpen;
iii) de toegang voor nieuwkomers op de markt voor elektriciteitslevering in de Republiek Slowakije en in het buitenland ontmoedigt, aangezien een dergelijke heffing eveneens zou worden toegepast op inkomsten uit hun niet-gereguleerde activiteiten, en dat zelfs indien zij vervolgens gedurende een bepaalde periode weliswaar een vergunning voor de levering van elektriciteit krijgen, doch de inkomsten die zij uit deze leveringen verkrijgen gelijk zijn aan nul;
iv) Slowaakse gereguleerde ondernemingen ertoe kan aanzetten om aan de [Slowaakse] autoriteit te verzoeken, of buitenlandse elektriciteitsleveranciers ertoe kan aanzetten om aan de regelgevende autoriteit van hun staat van herkomst die hun een vergunning heeft afgegeven te verzoeken om de vergunning voor de levering van elektriciteit in te trekken, omdat intrekking van de vergunning voor een onderneming die niet wil dat de betrokken heffing ook wordt toegepast op de inkomsten uit haar andere activiteiten, de enige manier is om zich te bevrijden van de status van gereguleerde onderneming in de zin van de bestreden regeling?

2. Moet de Derde elektriciteitsrichtlijn aldus worden uitgelegd dat een speciale maatregel als in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een speciale maatregel is ingesteld volgens welke aan gereguleerde ondernemingen – waaronder de houders van een door een autoriteit verleende vergunning voor de levering van elektriciteit – een heffing wordt opgelegd die wordt vastgesteld op grond van het economisch resultaat, met inbegrip van de resultaten die met in het buitenland verrichte activiteiten zijn behaald, niet behoort tot de maatregelen die een lidstaat volgens de Derde elektriciteitsrichtlijn kan vaststellen, ook indien zij in strijd blijken te zijn met de doelstelling die deze richtlijn nastreeft, omdat deze maatregel geen middel ter bestrijding van klimaatverandering vormt en niet dient om de voorziening van elektriciteit te verzekeren, en evenmin enige andere doelstelling van de Derde elektriciteitsrichtlijn nastreeft?

3. Moet de Derde elektriciteitsrichtlijn aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling als in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een speciale maatregel is ingesteld volgens welke aan gereguleerde ondernemingen – waaronder de houders van een door een autoriteit verleende vergunning voor de levering van elektriciteit – een heffing wordt opgelegd die wordt vastgesteld op grond van het economisch resultaat, met inbegrip van de resultaten die met in het buitenland verrichte activiteiten zijn behaald, niet voldoet aan de vereisten van transparantie, nondiscriminatie en gelijke toegang tot consumenten als bedoeld in artikel 3 van deze richtlijn, omdat deze maatregel in geval van een gereguleerde onderneming ook de inkomsten in de heffing betrekt die (voor de levering van elektriciteit of op andere gronden) in het buitenland zijn behaald, terwijl de maatregel in geval van een houder van een vergunning voor de levering van elektriciteit op grond van een „paspoortvergunning” voor de levering van elektriciteit die in de staat van herkomst is verstrekt, alleen de in de Republiek Slowakije behaalde inkomsten in de heffing betrekt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Presidente del Consiglio dei Ministri C-169/08; Commissie/Duitsland C-271/08; Schräder HS Kraftfutter 265/87; Albacom en Infostrada C-292/01 en C-293/01;

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal

Gerelateerde documenten