C-377/13 Ascendi

Contentverzamelaar

C-377/13 Ascendi

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   19 augustus 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   5 september 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   5 oktober 2013
Trefwoorden: vennootschapsrecht

Onderwerp: Richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal zoals gewijzigd bij Richtlijn 85/303/EEG van de Raad van 10 juni 1985)

Verzoekster is een vennootschap die in de periode van 15 december 2004 tot en met 29 november 2006 haar maatschappelijk kapitaal vier keer verhoogt (door inbreng in geld) waardoor zij in totaal € 205 381,95 aan zegelrecht en registratie- en notariskosten heeft moeten afdragen. Omdat zij meent te zijn vrijgesteld van zegelrecht vraagt zij om teruggave ervan (= € 203.796,00) maar dat verzoek wordt afgewezen door de belastingAut (verweerster). Verzoekster vraagt vervolgens om een scheidsgerechtelijke uitspraak omdat het HvJEU in de uitspraak C-366/05 heeft geoordeeld dat het heffen van zegelrechten in strijd is met gemeenschapsrecht, en dan met name met RL 69/335. Daarnaast voert zij diverse redenen aan waarom zij meent ten onrechte met zegelrecht te zijn belast.
Maar verweerster is er echter niet zeker van dat het HvJEU zich heeft uitgesproken over vrijstelling in geval van inbreng in geld (in plaats van in natura) en houdt vast aan de dor haar in rekening gebrachte zegelrechten.

Het verwijzende POR arbitragegerecht twijfelt of de POR regelgeving verenigbaar is met EUR recht gezien het feit dat het arrest Optimus niet geheel de situatie zoals in onderhavige zaak dekt.
stelt de volgende vraag:
“Verzetten de artikelen 4, leden 1, sub c, en 2, sub a, 7, lid 1, en 10, sub a, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 [betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal] (zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303/EEG van de Raad van 10 juni 1985) zich tegen een nationale regeling als die in wetsbesluit 322-B/2001 van 14 december 2001, waarbij een zegelrecht is ingevoerd op verhogingen van het maatschappelijk kapitaal van kapitaalvennootschappen door de omzetting in maatschappelijk kapitaal van vorderingen van aandeelhouders uit hoofde van voorheen voor de vennootschap verrichte bijkomende prestaties, ook al waren die bijkomende prestaties in geld verricht, gelet op het feit dat op 1 juli 1984 de nationale wettelijke regeling de op die wijze uitgevoerde kapitaalverhogingen aan een zegelrecht van 2% onderwierp, en dat op diezelfde datum kapitaalverhogingen tegen inbreng in geld waren vrijgesteld van het zegelrecht?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-366/05 Optimus
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten