C-377/19

Contentverzamelaar

C-377/19

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     23 juli 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     9 september 2020

Trefwoorden : heffingen; melk- en zuivelproducten

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten;

 

Feiten:

Tot en met 31 maart 2015 was een stelsel van melkquota van kracht voor de productie van melk en zuivelproducten, gekoppeld aan een extra heffing op leveringen en op rechtstreekse verkopen die het quotum overschrijden. Alle verzoekers zijn producenten die voor het seizoen 2005/06 melk hebben verkocht boven de eigen individuele referentiehoeveelheid en waarover AGEA derhalve voor die periode betaling van de extra heffing heeft verlangd. In het kader van compensaties zijn enkele heffingen echter onverschuldigd gebleken, zodat AGEA aan het bedrijf Latte più voor elke producent de bedragen heeft meegedeeld die moeten worden gerestitueerd en die daadwerkelijk was geïnd. Dit stelsel van omslag en restitutie van heffingen waarvan is gebleken dat zij niet verschuldigd waren, vormt het voorwerp van de bezwaren van de producenten, eerst bij de TAR Lazio en thans, in hoger beroep tegen de afwijzende beslissing, bij de Consiglio di Stato.

 

Overweging:

De verwijzende rechter vraagt zich af of het bij DL 157/2004 gelegde verband tussen fasen van de betaling en fasen van de restitutie van de onverschuldigd betaalde heffing rechtmatig is en stelt een nieuwe vraag over de verenigbaarheid van artikel 2, lid 3, van DL 157/2004 met het Unierecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting (en niet louter de bevoegdheid) van de koper om de door de overschrijdende producenten aan heffingen verschuldigde bedragen aan de bron in te houden.

 

Prejudiciële vraag:

Staat artikel 16 van verordening (EG) nr. 595/2004 in een situatie zoals beschreven in de weg aan een nationaal voorschrift als artikel 9 van decreto legge nr. 49/2003 juncto artikel 2, lid 3, van decreto legge nr. 157 van 24 juni 2004, waarin de regelmatige maandelijkse storting door de koper als criterium wordt gehanteerd voor de aanwijzing van de prioritaire categorieën waaraan de onverschuldigd geïnde heffing wordt gerestitueerd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV; FIN-fiscaal