C-38/20 Delegación del Gobierno en Melilla

Contentverzamelaar

C-38/20 Delegación del Gobierno en Melilla

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     15 april 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     1 juni 2020

Trefwoorden : non-discriminatie; burgerschap

Onderwerp :

-           Artikelen 18, 49, 63 en 65 VWEU

 

Feiten:

ZP (derdelander) en TG (Nederlander) zijn ieder eigenaar van 50% van een stuk grond. Hier hebben zij gezamenlijk een bouwwerk op laten bouwen. De bevoegde Spaanse autoriteiten hebben ZP €10.000,- boete opgelegd, samen met de verplichting om de illegale bouwwerken te slopen, omdat hij als derdelander vooraf een militaire vergunning had moeten aanvragen. Het stuk grond is namelijk gevestigd in een gebied dat van belang is voor de landsverdediging. Dit besluit stelt TG als mede-eigenaar van de grond en mede-opdrachtgever van de bouwwerken hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de boete. ZP diende bezwaar in tegen het besluit, dat werd afgewezen. Ook zijn daarop ingestelde beroep werd afgewezen, waarna ZP hoger beroep heeft ingesteld bij de verwijzende rechter.

 

Overweging:

De nationale regelingen – volgens welke de uitoefening van het eigendomsrecht door derdelanders afhankelijk wordt gesteld van een militaire vergunning – gelden niet voor Spaanse burgers. Aangezien TG via ZP wordt geraakt door de nationale regelingen en hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de boete, vraagt de verwijzende rechter zich af of in een geval als deze de regel inzake non-discriminatie van EU-onderdanen kan worden toegepast. De tweede vraag is of een nationale maatregel die alleen buitenlanders ertoe verplicht een militaire vergunning te verkrijgen om het aan het recht op eigendom gekoppelde bouwrecht te kunnen uitoefenen, gerechtvaardigd kan worden geacht louter op basis van bijzonder gewichtige redenen die verband houden met de landsverdediging. Of moet deze evaluatie noodzakelijkerwijs worden aangevuld met een nadere analyse van de noodzaak om de toepassing van de maatregelen ter verzekering van de externe veiligheid van de staat verder uit te breiden naar de burgers van de EU-lidstaten?

 

Prejudiciële vragen:

1) Moeten de artikelen 18, 49, 63 en 65 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als neergelegd in de artikelen 18, 4 en 29 van Ley 8/1975, de 12 de marzo, de Zonas e Instalaciones de Interés para la Defensa Nacional (wet 8/1975 van 12 maart 1975 inzake zones en installaties van belang voor de landsverdediging) en artikel 37 van Real Decreto 689/1978, de 10 de febrero, por el que se aprueba el Reglamento de zonas e instalaciones de interés para la defensa nacional (koninklijk besluit 689/1978 van 10 februari 1978 tot vaststelling van de regeling inzake zones en installaties van belang voor de landsverdediging), waarbij Ley 8/1975 […] wordt uitgevoerd, doordat deze ernstige beperkingen opleggen aan de uitoefening van het eigendomsrecht door buitenlanders, waaronder een verplichte militaire vergunning om dat recht ten volle uit te oefenen, bij gebreke waarvan een administratieve boete wordt opgelegd die in ieder geval niet van toepassing is op Spaanse onderdanen, wanneer dergelijke beperkingen worden opgelegd aan derdelanders die de aan beperkingen onderworpen activiteiten uitvoeren in samenwerking met burgers van de Unie?

2) Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, moeten de artikelen 18, 49, 63 en 65 VWEU dan aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als neergelegd in de artikelen 18, 4 en 29 van Ley 8/1975, de 12 de marzo, de Zonas e Instalaciones de Interés para la Defensa Nacional en artikel 37 van Real Decreto 689/1978, de 10 de febrero, por el que se aprueba el Reglamento de zonas e instalaciones de interés para la defensa nacional, waarbij Ley 8/1975 […] wordt uitgevoerd, doordat deze ernstige beperkingen opleggen aan de uitoefening van het eigendomsrecht door buitenlanders, waaronder een verplichte militaire vergunning om dat recht ten volle uit te oefenen, bij gebreke waarvan een administratieve boete wordt opgelegd die in ieder geval niet van toepassing is op Spaanse onderdanen, als dergelijke beperkingen gerechtvaardigd zijn om dwingende redenen van algemeen belang op het gebied van landsverdediging, uitsluitend gelet op het gewicht van de openbare belangen die met betrekking tot de landsverdediging bestaan bij de vrijwaring van enclaves van bijzonder strategisch belang?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-19/92; C-274/96; C-424/97; C-423/98; C-108/96; C-184/99; C-224/98; C-186/01; Europese Commissie/Koninkrijk Spanje C-514/03; C-169/07; C-22/08 en C-23/08 ; C-507/07 en C-571/07;

Specifiek beleidsterrein: JenV; EZK