C-381/16 (X)

Contentverzamelaar

C-381/16 (X)

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 augustus 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       12 september 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   12 oktober 2016

Trefwoorden: merkenrecht

Onderwerp: verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk

Verzoeker heeft 29-08-2011 goedkeuring van het BHIM gekregen voor inschrijving op zijn naam van het gemeenschapsbeeldmerk Showergreen. Verweerder stelt echter dat hij de rechtmatige, ongeregistreerde houder van het merk is. Hij stapt naar de merkenrechter (Alicante) waar hij een vordering tot revindicatie instelt (op grond van artikel 18 Vo. 207/2009 en de SPA merkenwet). Zijn vordering wordt ongegrond verklaard – de SPA merkenwet is niet van toepassing; verweerder heeft geen procesbevoegdheid en kan niet aantonen dat hij houder van het beeldmerk is. Er zouden slechts plannen zijn tot samenwerking tussen verweerder en verzoeker die dateren van na de inschrijving. Verzoeker gaat in hoger beroep. Het hof Alicante oordeelt dat de regeling in de SPA merkenwet wel van toepassing is omdat de revindicatieregeling in de Vo. slechts zeer beperkt is. Het stelt vast dat aan de in de SPA wet gestelde voorwaarden voor toewijzing van verweerders vordering is voldaan. Tegen dat oordeel heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld.

De verwijzende SPA rechter (Tribunal Supremo) stelt vast dat er een tegenstrijdigheid bestaat tussen artikel 18 van de Vo. en de SPA regelgeving. De SPA regeling voorziet in een veel ruimere revindicatievordering, die kan worden ingesteld in alle gevallen waarin er tussen partijen een juridische of contractuele verhouding is en degene die de inschrijving van een merk aanvraagt en verkrijgt, in strijd met de rechten van de insteller van de revindicatievordering heeft gehandeld. De vraag is dan ook of het bepaalde in de SPA merkenwet ook geldt voor het gemeenschapsmerk. Hij stelt het HvJEU de volgende vraag:

“Verdraagt de omstandigheid dat een vordering tot revindicatie van een gemeenschapsmerk is ingesteld op andere gronden dan de in artikel 18 van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk genoemde gronden en met name plaatsvindt in overeenstemming met de gevallen als bedoeld in artikel 2, lid 2, van de Spaanse merkenwet, namelijk wet 17/2001 van 7 december 2001 inzake merken (BOE nr. 294 van 8 december 2001), zich met het Unierecht en dan in het bijzonder met die verordening?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: EZ en VenJ