C-383/14 FranceAgriMer

Contentverzamelaar

C-383/14 FranceAgriMer

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   25 september 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   11 oktober 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   11 november 2014
Trefwoorden: staatssteun (landbouw); verjaringstermijnen; bescherming financiële belangen Gemeenschap; rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel

Onderwerp
- Verordening (EEG) nr. 2921/90 van de Commissie van 10 oktober 1990 betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt (Pb L 279, blz. 22);
- Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Pb L 312, blz. 1)

Verweerster Société Sodiaal International heeft in 1998 steun ontvangen voor de vervaardiging van caseïnaten. Bij een controle in 2001 door het bevoegde agentschap worden verschillen geconstateerd tussen de hoeveelheden caseïnaten waarvoor het bedrijf steun had genoten en de daadwerkelijk vervaardigde hoeveelheden. De ‘wederrechtelijk geïnde steun’ wordt in juli 2007 teruggevorderd. Verweerster vecht dit besluit met succes aan: de rechter vernietigt de vordering in 2010. De invorderende instantie (verzoekster FranceAgriMer) gaat in beroep, dat in mei 2012 wordt afgewezen, en stelt vervolgens cassatieberoep in. Zij is het niet eens met het oordeel van het Hof van Beroep dat artikel 3, lid 1, vierde alinea, van Vo. 2988/95, krachtens hetwelk de verjaring in ieder geval intreedt na verloop van een termijn die het dubbele bedraagt van de verjaringstermijn indien de bevoegde autoriteit binnen deze termijn geen sanctie heeft opgelegd, behoudens in geval van schorsing van de administratieve procedure overeenkomstig artikel 6, lid 1, van toepassing is op de vervolging door de bevoegde instantie van een onregelmatigheid die leidt tot toepassing van een administratieve maatregel in de zin van artikel 4 van Vo. 2988/95.

De verwijzende FRA rechter (RvS) heeft voor oplossing van dit geschil over de verjaringstermijn antwoord nodig op de volgende vraag die hij aan het HvJEU voorlegt:
“Is artikel 3, lid 1, vierde alinea, van verordening nr. 2988/95, krachtens hetwelk de verjaring in ieder geval intreedt na verloop van een termijn die het dubbele bedraagt van de verjaringstermijn indien de bevoegde autoriteit binnen deze termijn geen sanctie heeft opgelegd, behoudens in geval van schorsing van de administratieve procedure overeenkomstig artikel 6, lid 1, van deze verordening, uitsluitend van toepassing ingeval de bevoegde autoriteit geen enkele sanctie in de zin van artikel 5 van deze verordening heeft uitgesproken bij het verstrijken van de termijn die het dubbele bedraagt van de verjaringstermijn, of is het ook van toepassing ingeval binnen deze termijn geen administratieve maatregel in de zin van artikel 4 van de verordening is genomen?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-201/10 en C-202/10 Ze Fu Fleischhandel en Vion Trading
Specifiek beleidsterrein: EZ mede VenJ

Gerelateerde documenten