C-386/23 Novel Nutriology

Contentverzamelaar

C-386/23 Novel Nutriology

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 21 augustus 2023
Schriftelijke opmerkingen:                     7 oktober 2023

Trefwoorden: voedingssupplement, gezondheidsclaims

Onderwerp:

•            Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen in de bij verordening (EG) nr. 1047/2012 van de Commissie van 8 november 2012 gewijzigde versie, met name artikelen 10 en 28;

•            Verordening (EU) nr. 432/2012 van de Commissie van 16 mei 2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, met name overwegingen 10 en 11;

•            Verordening (EU) nr. 536/2013 van de Commissie van 11 juni 2013 tot wijziging van verordening (EU) nr. 432/2012, met name overwegingen 4 en 5.

Feiten:

Verzoeker, Verband Sozialer Wettbewerb e. V., is een geregistreerde vereniging die tot doel heeft om de zakelijke belangen van zijn leden te behartigen. Verweerster verkoopt het voedingssupplement „o’gaenics Adapto-Genie ANTI-STRESS-KOMPLEX”. Op haar website heeft zij reclame voor dit product gemaakt en geclaimd dat de ingrediënten „saffraanextract” en „meloensapextract” onder andere zorgen voor een positievere stemming en een verbetering van de levenskwaliteit.

Volgens verzoeker zijn deze claims niet-toegestane gezondheidsclaims in de zin van artikel 10 van verordening nr. 1924/2006. Derhalve heeft hij verweerster verzocht een onthoudingsverklaring af te geven. Verweerster heeft niet aan dit verzoek voldaan. Vervolgens heeft verzoeker zich tot de Duitse rechter in eerste aanleg gewend en verzocht verweerster te verbieden om in het economisch verkeer met de bovengenoemde claims reclame te maken voor het voedingssupplement. De verwijzende rechter heeft de vordering toegewezen. Het hiertegen ingestelde hoger beroep van verweerster werd verworpen. Daarna heeft verweerster bij de verwijzende rechter beroep in „Revision” ingesteld.

Overweging:

De verwijzende rechter merkt op dat het de vraag is of artikel 10, leden 1 en 3, van verordening nr. 1924/2006 van toepassing is op claims waarvan de beoordeling door de Autoriteit of het onderzoek van de Commissie is uitgesteld en nog niet is afgerond, zoals claims die verwijzen naar de werking van kruidensubstanties en die gewoonlijk als „botanische substanties” worden aangeduid, en bepaalde andere gezondheidsclaims ten aanzien waarvan de Commissie nog geen definitief besluit over de opname in de lijst van toegestane claims heeft genomen. Er bestaat geen duidelijk antwoord op deze vraag. Daarnaast lijkt het doel van artikel 10, leden 1 en 3, van verordening nr. 1924/2006 zich ertegen te verzetten dat reclame met niet-specifieke gezondheidsclaims voor „botanische substanties” volledig wordt vrijgesteld van de beperkingen van deze bepalingen zonder een afgeronde wetenschappelijke beoordeling van de (toe te voegen) specifieke gezondheidsclaims. Indien men deze zienswijze volgt, is artikel 10, leden 1 en 3, van verordening nr. 1924/2006 in casu van toepassing.

Indien de betwiste claims als verwijzingen naar algemene, niet-specifieke voordelen van de nutriënt of het levensmiddel voor de algemene gezondheid of voor het welzijn op het gebied van gezondheid dienen te worden beschouwd, zijn deze reeds in strijd met artikel 10, lid 3, van verordening nr. 1924/2006, omdat zij niet gepaard gaan met een specifieke gezondheidsclaim, hetzij een claim die is opgenomen in de in de artikelen 13 of 14 van verordening nr. 1924/2006 bedoelde lijsten. Indien de betwiste claims als gezondheidsclaims in de zin van artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1924/2006 dienen te worden beschouwd, zijn deze reeds in strijd met die bepaling, omdat zij niet volgens deze verordening zijn toegestaan en in de lijsten van toegestane claims als bedoeld in artikelen 13 en 14 van verordening nr. 1924/2006 zijn opgenomen. Indien dit het geval is staat dit artikel in de weg aan het betwiste gebruik van de hier aan de orde zijnde claims.

Prejudiciële vragen:

Mag voor kruidensubstanties („botanische substanties”) reclame worden gemaakt met gezondheidsclaims [artikel 10, lid 1, van verordening (EG) nr. 1924/2006] of met verwijzingen naar algemene, niet-specifieke voordelen van de nutriënt of het levensmiddel voor de algemene gezondheid of voor het welzijn op het gebied van gezondheid [artikel 10, lid 3, van verordening (EG) nr. 1924/2006], zonder dat die claims volgens deze verordening zijn toegestaan en in de in de artikelen 13 en 14 van die verordening bedoelde lijsten van toegestane claims zijn opgenomen (artikel 10, lid 1, van de verordening) of zonder dat deze verwijzingen gepaard gaan met een specifieke gezondheidsclaim die is opgenomen in de in de artikelen 13 of 14 van de verordening bedoelde lijsten (artikel 10, lid 3, van de verordening), zolang de beoordeling door de [Europese] Autoriteit [voor voedselveiligheid] en het onderzoek door de Commissie met betrekking tot de opname van de voor „botanische substanties” ingediende claims in de communautaire lijsten als bedoeld in de artikelen 13 en 14 van verordening (EG) nr. 1924/2006 nog niet zijn voltooid?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-177/15, Bionorica en Diapharm/Commissie, C-596/15 P en C-597/15 P.

Specifiek beleidsterrein: LNV

Gerelateerde documenten