C-388/17 SJ

Contentverzamelaar

C-388/17 SJ

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    25 augustus 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    11 oktober 2017

Trefwoorden: aanbesteding; vervoer; mededinging

Onderwerp: - Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water, energie,
vervoer en postdiensten (richtlijn nutsbedrijven);
-           Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van richtlijn 2004/17/EG;
-           Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte;

Feiten:

De fundamentele vraag is of verweerder (SJ) een van de in richtlijn 2004/17 genoemde activiteiten uitoefent. Bij verweerder gaat het om een volledig door de staat gehouden kapitaalvennootschap die een spoorwegonderneming is als bedoeld in richtlijn 2012/34. Verzoeker (Konkurrensverket, de Zweedse nationale mededingingsautoriteit) heeft in januari 2013 de bestuursrechter verzocht om veroordeling van verweerder tot betaling van een geldboete omdat verweerder in januari 2012 twee overeenkomsten zou hebben gesloten zonder vooraf een aankondiging van een opdracht bekend te maken. Beide overeenkomsten betroffen schoonmaakdiensten aan boord van de treinen van verweerder en hadden een waarde van respectievelijk 56 miljoen SEK en 60 miljoen SEK. Volgens verzoeker vallen de activiteiten van verweerder onder afdeling 1, §8, LUF. Volgens verweerder behelzen haar activiteiten niet het ter beschikking stellen of exploiteren van het staatsspoorwegnet; Trafikverket (de infrastructuurbeheerder) zou daar verantwoordelijk voor zijn. De bestuursrechter heeft de vordering van verzoeker afgewezen. Verzoeker heeft beroep ingesteld bij de Kammarrätten i Stockholm, dat het beroep heeft verworpen. Verzoeker heeft hier cassatieberoep tegen ingesteld bij de verwijzende rechter.

Overweging:

De uitlegging van de bepalingen inzake vervoersdiensten in richtlijn 2004/17 is doorslaggevend voor de beslechting van de aanhangige zaak. De beoordeling van deze zaak vereist een uitlegging van het begrip “net [voor vervoersdiensten]” in artikel 5, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2004/17, hetgeen een uitlegging met zich brengt van de formulering “de dienst wordt verleend onder door een bevoegde instantie van een lidstaat gestelde voorwaarden, zoals de te volgen routes, de beschikbaar te stellen capaciteit of de frequentie van de dienst”. De beoordeling van deze zaak vereist tevens uitlegging van de uitdrukking “ter beschikking stellen of exploiteren” in artikel 5, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2004/17. De vraag is of het ter beschikking stellen van vervoersdiensten op het spoorwegnet gelijkstaat met het ter beschikking stellen of exploiteren van een net als bedoeld in artikel 5, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2004/17. Het Hof van Justitie heeft zich nog niet uitgesproken over de uitlegging van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2004/17 ten aanzien van een situatie als in de onderhavige zaak.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 5, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2004/17 aldus worden uitgelegd dat sprake is van een net op het gebied van vervoersdiensten, indien vervoersdiensten op een onder het beheer van de staat vallend spoorwegnet voor nationaal en internationaal spoorvervoer worden verleend overeenkomstig nationale wettelijke bepalingen ter uitvoering van richtlijn 2012/34, welke bepalingen de toewijzing van spoorwegcapaciteit op basis van aanvragen van spoorwegondernemingen behelzen en het vereiste inhouden dat alle aanvragen voor zover als mogelijk worden gehonoreerd?

2. Moet artikel 5, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2004/17 aldus worden uitgelegd dat de activiteiten van een spoorwegonderneming als bedoeld in richtlijn 2012/34 die de levering aan het publiek van vervoersdiensten op een spoorwegnet behelzen, het ter beschikking stellen of exploiteren in de zin van die bepaling van de richtlijn inhouden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Ing. Aigner C-393/06; Concordia Bus Finland C-513/99.

Specifiek beleidsterrein: IenM; EZ; BZK
 

Gerelateerde documenten