C-392/13 Rabal Cañas

Contentverzamelaar

C-392/13 Rabal Cañas

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   8 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   25 september 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   25 oktober 2013
Trefwoorden: arbeidsovereenkomst; collectief ontslag

Onderwerp
 Richtlijn 98/59 van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag.

Verzoeker werkt bij verweerster Nexea sinds 14 januari 2008. Verweerster maakt deel uit van de ‘Correos’-groep die voor 100% in eigendom is van SEPI, een overheidsbedrijf.
In juli 2012 bestaat Nexea uit twee plaatselijke eenheden, in Madrid (164 plaatsen) en Barcelona (20). Op die datum worden in Madrid het contract met 14 personen om objectieve redenen beëindigd (verslechtering bedrijfsresultaten). Ook in de maanden daarna worden contracten beëindigd, meest wegens afloop van tijdelijke overeenkomsten. In december 2012 krijgt verzoeker (en medecontractanten te Barcelona) bericht dat om economische, organisatorische en met de productie verband houdende redenen het centrum in Barcelona zal worden gesloten. Verzoeker stapt naar de rechter om dit ontslag aan te vechten. Hij meent dat verweerster op frauduleuze wijze de procedure voor collectief ontslag heeft ontweken, die conform richtlijn 98/59 had moeten worden gevolgd omdat zijns inziens de sluiting van de plaatselijke eenheid als collectief ontslag in de zin van RL 98/59 ( artikel 1, lid 1, sub a, onder i, gesproken wordt van het aantal werknemers dat in „plaatselijke eenheden” wordt ontslagen). Ook zou het ontslag in strijd zijn met het SPA werknemersstatuut.

De verwijzende SPA rechter oordeelt dat nagegaan moet worden of het SPA werknemersstatuut verenigbaar is met RL 98/59 die beoogt een minimumbescherming inzake de voorlichting en raadpleging van de werknemers in geval van collectief ontslag in te voeren, waarbij de lidstaten vrij blijven gunstigere nationale maatregelen te nemen. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Moet het begrip „collectief ontslag” in artikel 1, lid 1, sub a, van richtlijn 98/59, dat van toepassing is op elk „ontslag door een werkgever om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer”, afhankelijk van de bepaalde numerieke drempel, aldus worden uitgelegd – in aanmerking genomen de communautaire reikwijdte van dat begrip – dat het verbiedt of zich ertegen verzet dat de nationale omzettingsbepaling de reikwijdte van de richtlijn beperkt tot slechts een bepaald type beëindigingen van de arbeidsovereenkomst, namelijk die wegens „economische, technische, organisatorische of met de productie verband houdende redenen”, zoals geformuleerd in artikel 51, lid 1, van het Werknemersstatuut?
2. Moeten bij de berekening van het aantal ontslagen dat in aanmerking dient te worden genomen voor de beoordeling of er sprake is van „collectief ontslag” in de zin van artikel 1, lid 1, van richtlijn 98/59 – hetzij als „ontslag door een werkgever” (sub a), hetzij als „beëindiging van de arbeidsovereenkomst die uitgaat van de werkgever om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemers, op voorwaarde dat het ontslag ten minste vijf werknemers treft” (sub b) – de individuele beëindigingen wegens het verstrijken van een tijdelijke overeenkomst (voor een overeengekomen tijd, werk of dienst) worden meegeteld zoals is bepaald in artikel 49, lid 1, sub c, van het Werknemersstatuut?
3. Wordt het begrip „collectief ontslag in het kader van arbeidsovereenkomsten gesloten voor een bepaalde tijd of voor een bepaald werk” – gezien het feit dat richtlijn 98/59 volgens artikel 2, sub a, ervan niet op dat type overeenkomsten van toepassing is – uitsluitend door het strikt kwantitatieve criterium van artikel 1, lid 1, sub a, gedefinieerd of is bovendien vereist dat de grond voor het collectief ontslag in verband staat met eenzelfde kader van collectieve arbeidsovereenkomsten voor eenzelfde duur, dienst of werk?
4. Laat het begrip „plaatselijke eenheden”, als „communautair begrip” dat essentieel is voor de definitie van hetgeen in de context van artikel 1, lid 1, van richtlijn 98/59 als „collectief ontslag” moet worden aangemerkt, en gegeven het feit dat artikel 5 bepaalt dat de richtlijn een minimumnorm is, een uitlegging toe volgens welke het geoorloofd is dat de nationale uitvoeringsregeling van de lidstaat – in Spanje artikel 51, lid 1, van het Werknemersstatuut – het kader voor de berekening van die numerieke drempel uitsluitend op de „onderneming” als geheel betrekt en daardoor die situaties uitsluit waarin, indien de „plaatselijke eenheid” als referentie-eenheid zou zijn genomen, de in die bepaling vastgestelde drempel zou zijn overschreden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-55/02 CIE/POR; C-270/05 Chartapoiia; C-385/05
Specifiek beleidsterrein: BZK
Mede SZW

Gerelateerde documenten