C-394/13 K.B.

Contentverzamelaar

C-394/13 K.B.

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   5 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   22 september 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   22 oktober 2013
Trefwoorden: sociale zekerheid; vrij verkeer werknemers

Onderwerp
- Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;
- Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

Verzoekster is TSJ staatsburger. Zij heeft een minderjarige dochter die in Parijs/FRA is geboren. In de voor de zaak relevante periode december 2009 – maart 2011 verbleven zij, alsmede de echtgenoot/vader, in ‘P’/FRA, waar zij ook nu nog verblijven. De echtgenoot oefent een beroepsactiviteit uit. Verzoekster heeft een uitkering van de FRA staat, een moederschapsuitkering en later een aanvullende ouderschapstoelage van TSJ nadat haar recht op die uitkering in FRA was uitgeput: sinds juni 2010 krijgt verzoekster vanaf 1 december 2009 een toelage. In een andere procedure is vastgesteld dat volgens Vo. 883/2004 (zoals gewijzigd) de woonstaat, dat wil zeggen waar de belangen van de gerechtigde en zijn gezinsleden zijn geconcentreerd, bevoegd is voor het betalen van de uitkering. Verweerder stelt dat in mei 2010 verzoeksters situatie opnieuw had moeten worden beoordeeld aangezien haar woonstaat toen volgens de door haar verstrekte informatie FRA was. De TSJaut besluiten dan ook de sociale uitkering per 1 mei 2010 stop te zetten en geld terug te vorderen over de periode december 2009 – maart 2011 omdat zij nimmer recht op een TSJ sociale uitkering heeft gehad.

De verwijzende TSJ rechter constateert dat voor gezinsbijslagen niet de algemene regel wordt gehanteerd dat ‘degenen op wie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één lidstaat [zijn] onderworpen’. In de rechtspraak van het HvJEU wordt dit bevestigd. Primair staat dat migrerende werknemers en hun gezinsleden geen rechten op socialezekerheidsuitkeringen mogen verliezen, noch het bedrag ervan verminderd mogen zien doordat zij het hun door het EG-Verdrag toegekende recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Moet artikel 76 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, aldus worden uitgelegd dat de Tsjechische Republiek bevoegd is voor de toekenning van gezinsbijslag in de vorm van een ouderschapstoelage in omstandigheden als die van het hoofdgeding, waarin verzoekster, haar echtgenoot en haar kind in Frankrijk wonen, verzoeksters echtgenoot daar een beroepsactiviteit uitoefent, het belangencentrum van het gezin daar is gelegen en verzoekster in Frankrijk de PAJE-gezinsbijslag (prestation d’accueil du jeune enfant) zonder enige beperking heeft ontvangen?
Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt:
2. Moeten de overgangsbepalingen van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels aldus worden uitgelegd dat de Tsjechische Republiek daarbij de verplichting wordt opgelegd gezinsbijslag toe te kennen na 30 april 2010, hoewel de bevoegdheid van een lidstaat vanaf 1 mei 2010 kan worden beïnvloed door de nieuwe definitie van de woonplaats, zoals die is vervat in verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (artikelen 22 e.v.)?
Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt:
3. Moet verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (meer bepaald artikel 87 daarvan) aldus worden uitgelegd dat de Tsjechische Republiek in omstandigheden als die van het hoofdgeding vanaf 1 mei 2010 de voor de toekenning van gezinsbijslag bevoegde staat is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-543/03 Dodl en Oberhollenzer; C-205/05 Nemec; C-352/06 Bosmann
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten