C-396/14 MT Højgaard et Züblin

Contentverzamelaar

C-396/14 MT Højgaard et Züblin

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   13 oktober 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   29 oktober 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   29 november 2014
Trefwoorden: openbare aanbestedingen; gelijke behandeling; transparantie

Onderwerp
Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten („richtlijn nutssectoren”)

De DEN spoorinfrastructuurbeheerder Banedanmark (verweerster) heeft een uitnodiging doen uitgaan voor deelname aan een openbare aanbesteding voor de bouw van tunnels ten behoeve van een nieuwe spoorlijn tussen Kopenhagen en Ringstd. Zij stelt in de voorwaarden dat, indien er meer dan zes aanvragers zijn, zij op basis van referenties voor soortgelijke aanbestedingen, een keus zal maken wie een offerte mag indienen. Er worden maar vijf aanvragen ingediend die alle geselecteerd worden. De opdracht wordt aan een jointventure (E. Pihl & Son A/S en Per Aarsleff A/S) gegund, waarvan Pihl & Son op de dag van oprichting failliet wordt verklaard. Er wordt toch een offerte ingediend, ondertekend door beide bedrijven, maar niet door de curator van Pihl.
Verzoeksters starten een procedure uit protest tegen het feit dat de failliete boedel een offerte mag indienen. Verweerster maakt bekend dat zij instemt met het voortzetten van de offerteprocedure door het overgebleven bedrijf van de jointventure (Per Aarsleff); de partner in de JV wordt niet vervangen. Verweerster wijst erop dat Per Aarsleff 50 medewerkers van zijn voormalige JV-partner heeft overgenomen. Deze wijzigingen hebben geen invloed op de inhoud van de offerte, die blijft dan ook ongewijzigd. De andere bieders stellen een tweede offerte op. Verzoeksters behoren bij de overlevers van deze ronde.
Op 12-12-2013 wordt de definitieve keuze gemaakt voor Per Aarsleff. Verzoeksters gaan in beroep stellende dat verweerster heeft gehandeld in strijd met artikel 10 van RL 2004/17 (gelijke behandeling; transparantie)

De competente DEN klachtencommissie in aanbestedingszaken constateert dat de derde offerte in de procedure voor wat betreft de voormalige JV niet is ingediend door de gepreselecteerde personenvennootschap. Zij oordeelt dan ook dat er grote kans bestaat dat een rechter de eis van verzoekster inwilligt. De vraag is hoe artikel 10 dient te worden uitgelegd. Zij legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Moet het beginsel van gelijke behandeling als bedoeld in artikel 10 van richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad, gelezen in samenhang met artikel 51 ervan, aldus worden uitgelegd dat het in een situatie als de onderhavige eraan in de weg staat dat een aanbestedende dienst de opdracht gunt aan een inschrijver die niet aan de preselectie heeft deelgenomen en die bijgevolg niet is gepreselecteerd?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-57/01 Makedoniko Metro;C-454/06 Pressetext; C-538/07 Assitur
Specifiek beleidsterrein: EZ mede BZK

Gerelateerde documenten