C-399/22 Confederation paysanne

Contentverzamelaar

C-399/22 Confederation paysanne

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 augustus 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    27 september 2022

Trefwoorden: associatieovereenkomst, etikettering, land van oorsprong, fruit en groenten

Onderwerp:

-             Besluit (EU) 2019/217 van de Raad van 28 januari 2019 betreffende de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds;

-             Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft;

-             Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten;

-             Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie;

-             Verordening nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, waarbij verordening (EG) nr. 1234/2007 is vervangen;

-             Gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015;

-             Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit;

Feiten:

De Confédération paysanne heeft de minister van Economie, Financiën en Herstel en de minister van Landbouw en Voedselvoorziening verzocht om krachtens artikel 23 bis van de code des douanes een besluit vast te stellen waarbij een verbod wordt ingesteld op de invoer van kerstomaten en Charentais-meloenen die op het grondgebied van de Westelijke Sahara zijn geoogst, op grond dat dit gebied geen deel uitmaakt van Marokko en de etikettering, volgens welke die producten van oorsprong zijn uit Marokko, derhalve in strijd is met de Unierechtelijke bepalingen inzake de verstrekking van informatie over de oorsprong van te koop aangeboden fruit en groenten aan consumenten. Zij verzoekt om de impliciete afwijzing van haar verzoek door beide ministers nietig te verklaren wegens bevoegdheidsoverschrijding.

Overweging:

In de eerste plaats rijst de vraag of de bepalingen van verordeningen 1169/2011, 1308/2013, 543/2011 en 952/2013 aldus moeten worden uitgelegd dat zij een lidstaat toestaan om een nationale maatregel vast te stellen waarbij een verbod wordt ingesteld op de invoer van fruit en groenten van oorsprong uit een bepaald land, die niet voldoet aan artikel 26 van verordening 1169/2011 en artikel 76 van verordening  1308/2013 wegens niet-vermelding van het werkelijke land of gebied van oorsprong, met name wanneer er sprake is van grootschalige schending die moeilijk kan worden gecontroleerd zodra de producten het grondgebied van de Unie zijn binnengekomen. De Europese Unie en Marokko hebben een bij besluit van de Raad van 28-01-2019 goedgekeurde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst met betrekking tot de toepasselijke regeling voor de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten van oorsprong uit Marokko en de definitie van het begrip „producten van oorsprong” gesloten. De vraag is of deze overeenkomst aldus moet worden uitgelegd dat fruit en groenten die op het grondgebied van de Westelijke Sahara zijn geoogst, voor de toepassing van de artikelen 9 en 26 van verordening 1669/2011 en artikel 76 van verordening 1308/2011, van oorsprong zijn uit Marokko en dat de Marokkaanse autoriteiten bevoegd zijn om voor de op dat grondgebied geoogste groenten en fruit de in verordening 543/2011 bedoelde normcontrolecertificaten af te geven. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, rijst in de derde plaats de vraag of het besluit van de Raad van 28-01-2019 tot goedkeuring van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling verenigbaar is met artikel 3, lid 5, van het VEU, artikel 21 van dit verdrag en het gewoonterechtelijk zelfbeschikkingsbeginsel, dat met name in artikel 1 van het Handvest van de Verenigde Naties in herinnering wordt geroepen. Tot slot is het de vraag of het Unierecht aldus moeten worden uitgelegd dat de verpakking van groenten en fruit die op het grondgebied van de Westelijke Sahara zijn geoogst, zowel in het stadium van de invoer als in het stadium van de verkoop aan de consument, niet Marokko als land van oorsprong mag vermelden, maar het grondgebied van de Westelijke Sahara moet vermelden.

Prejudiciële vragen:

1. Moeten de bepalingen van verordeningen nrs. 1169/2011, 1308/2013, 543/2011 en 952/2013 aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat toestaan om een nationale maatregel vast te stellen waarbij een verbod wordt ingesteld op de invoer, uit een bepaald land, van fruit en groenten die niet voldoen aan artikel 26 van verordening nr. 1169/2011 of artikel 76 van verordening nr. 1308/2013 wegens niet-vermelding van het land of gebied waaruit het fruit en de groenten werkelijk van oorsprong zijn, met name wanneer er sprake is van grootschalige schending die moeilijk kan worden gecontroleerd zodra de producten het grondgebied van de Unie zijn binnengekomen?

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet de bij besluit van de Raad van 28 januari 2019 goedgekeurde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst van 26 februari 1996 waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en het Koninkrijk Marokko anderzijds, aldus worden uitgelegd dat fruit en groenten die op het grondgebied van de Westelijke Sahara zijn geoogst, voor de toepassing van de artikelen 9 en 26 van verordening (EU) nr. 1669/2011 en van artikel 76 van verordening (EU) nr. 1308/2011, van oorsprong zijn uit Marokko en dat de Marokkaanse autoriteiten bevoegd zijn om voor de op dat grondgebied geoogste groenten en fruit de in verordening nr. 543/2011 bedoelde normcontrolecertificaten af te geven?

3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, is het besluit van de Raad van 28 januari 2019 tot goedkeuring van die overeenkomst in de vorm van een briefwisseling verenigbaar met artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 21 van dit verdrag en het gewoonterechtelijk zelfbeschikkingsbeginsel, dat met name in artikel 1 van het Handvest van de Verenigde Naties in herinnering wordt geroepen?

4. Moeten de artikelen 9 en 26 van verordening (EU) nr. 1669/2011 en artikel 76 van verordening (EU) nr. 1308/2011 aldus worden uitgelegd dat de verpakking van groenten en fruit die op het grondgebied van de Westelijke Sahara zijn geoogst, zowel in het stadium van de invoer als in het stadium van de verkoop aan de consument, niet Marokko als land van oorsprong mag vermelden, maar het grondgebied van de Westelijke Sahara moet vermelden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-104/16 P), (C-266/16)

Specifiek beleidsterrein: EZK, LNV, BZ

Gerelateerde documenten