C-401/13 en C-432/13 Balazs ea

Contentverzamelaar

C-401/13 en C-432/13 Balazs ea

Gevoegde prejudiciële zaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik op C-401/13 en C-432/13 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   23 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   9 oktober 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   9 november 2013
Trefwoorden: sociale zekerheid (pensioenen)

Onderwerp
- Verordening 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (Pb L 149, blz 2)
- Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening nr. 1408/71

In zaak C-401/13 is verzoekster Vasiliki Balazs, GrI staatsburger die in 1948 als politiek vluchtelinge naar ROE is gekomen, maar in 1990 is teruggekeerd naar GRI waar zij een ouderdomspensioen van de GRI staat.ontvangt. Van augustus 1962 tot juni 1990 heeft zij in ROE als verpleegkundige gewerkt, zij was verzekerd en heeft al die 28 jaren pensioenpremie betaald. In oktober 2007 vraagt zij het ROE pensioenfonds om erkenning van haar rechten op een gemeenschapspensioen op grond van Vo. 1408/71 en Vo. 574/72. Dat verzoek wordt vier jaar later, in oktober 2011, afgewezen op de grond dat verzoekster de status van gerepatrieerde GRI politiek vluchteling heeft en ROE volgens een tussen GRI en ROE gesloten verdrag geen enkele verplichting heeft om pensioenrechten te erkennen.
Verzoekster start een procedure en wordt door de rechter in eerste aanleg in het gelijk gesteld op de grond dat de bilaterale overeenkomst tussen GRI en ROE niet onder de in Vo.1408/71 genoemde uitzonderingen valt. Verzoekster krijgt dan een maandelijks pensioenbedrag toegekend maar zij is het niet eens met de wijze van berekening (slechts 15 jaren). Zij verzet zich tegen de omstandigheid dat de verordeningen niet van toepassing zouden zijn door het bilaterale verdrag tussen GRI en ROE waarbij ROE zich destijds verplichtte de in ROE ontvangen premies over te dragen om de pensioenen aan gerepatrieerde GR politiek vluchtelingen te kunnen uitkeren. Verzoekster meent dat sinds de toetreding van ROE tot de EU de bepalingen van Vo. 1408/71 en 574/72 ook voor ROE bindend zijn.

Wat de verwijzende ROE rechter aan het twijfelen brengt over de uitlegging van de verordening is dat de overeenkomst tussen ROE en GRI niet is opgenomen in bijlage III bij de verordening, zodat hij meent het HvJEU (in beide zaken) de volgende vraag voor te moeten leggen:
„Moeten de bepalingen van artikel 7, lid 2, sub c, van verordening (EEG) nr. 1408/71 aldus worden uitgelegd dat een bilaterale overeenkomst die twee lidstaten hebben gesloten vóór de datum van inwerkingtreding van de verordening, op grond waarvan de verplichting inzake socialezekerheidsuitkeringen van een Staat jegens de burgers van de andere Staat die de status van politieke vluchtelingen hadden op het grondgebied van de eerste Staat en zijn teruggekeerd op het grondgebied van de tweede Staat, vervalt in ruil voor betaling door de eerste Staat van een forfaitair bedrag voor de betaling van de pensioenen en de dekking van het tijdvak waarin in de eerste lidstaat premies sociale zekerheid zijn gestort, binnen de werkingssfeer ervan valt?”

(Over zaak C-432/13 worden slechts de volgende gegevens verstrekt: “de feitelijke en de rechtssituatie komt in wezen overeen met die in zaak C-401/13 en de prejudiciële vraag is identiek”.)

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten