C-402/21 Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 27 september 2021Schriftelijke opmerkingen: 13 november 2021
Trefwoorden : vreemdelingenrecht, Besluit nr. 1/80, uitzetting, glijdende schaal, nieuwe beperking
Onderwerp :
- Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara ondertekende Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Turkije, Brussel, 23-11-1970
- Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije
- Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/260/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG
Feiten:
Bij besluit van 5-10-2017 heeft de staatssecretaris de aan vreemdeling S verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken, hem opgedragen Nederland en de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. Bij besluit van 27-3-2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door vreemdeling S gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 18-10-2018 het daartegen door vreemdeling S ingestelde beroep gegrond verklaard en heeft daarmee het eerdere besluit vernietigd. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
In separate zaken zijn de verleende verblijfsvergunningen regulier voor onbepaalde tijd van vreemdelingen E en C ook ingetrokken. Ook deze twee vreemdelingen zijn opgedragen Nederland en de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. Tevens is er een inreisverbod tegen hen uitgevaardigd. De rechtbank heeft de respectievelijke beroepen van zowel E als C ongegrond verklaard. Beiden zijn in hoger beroep gegaan.
Overweging:
De drie zaken gaan over Turkse staatsburgers die meer dan 30 jaar rechtmatig in Nederland verblijven. De staatssecretaris heeft het verblijfsrecht van de vreemdelingen beëindigd om redenen van openbare orde. Volgens het toegepaste nationale beoordelingskader kan een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd worden ingetrokken als de houder daarvan bij onherroepelijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waarvoor een gevangenisstraf van drie jaren of meer kan worden opgelegd, en de totale duur van de opgelegd straffen hoog genoeg is ten opzichte van de duur van zijn rechtmatig verblijf in Nederland (de glijdende schaal).
Tot 1-7-2012 kon de staatssecretaris een verblijfsvergunning niet meer intrekken als de desbetreffende vreemdeling twintig jaar rechtmatig in Nederland verbleef. Bij besluit van 26-3-2012 is de glijdende schaal aangescherpt. Sinds de inwerkingtreding daarvan op 1-7-2012 kan de staatssecretaris de verblijfvergunning ook na twintig jaar rechtmatig verblijf intrekken, mits het misdrijf op grond waarvan hij dat doet, gepleegd is na 1-7-2012.
De verwijzingsuitspraak gaat over de vraag of de nieuwe glijdende schaal van toepassing is op de vreemdelingen S, E en C. Zij betogen zelf van niet, omdat het een nieuwe beperking is die in strijd is met de in artikel 13 van Besluit nr. 1/80 neergelegde standstillbepaling. De staatssecretaris stelt echter dat zij zich niet kunnen beroep op artikel 13 en dat artikel 14 van Besluit nr. 1/80 een rechtvaardiging biedt voor de aanscherping van de glijdende schaal.
Prejudiciële vragen:
Vraag 1: Kunnen Turkse staatsburgers die de rechten als bedoeld in artikel 6 of 7 van Besluit nr. 1/80 bezitten, zich nog op artikel 13 van Besluit nr. 1/80 beroepen?
Vraag 2: Volgt uit artikel 14 van Besluit nr. 1/80 dat Turkse staatsburgers zich niet meer op artikel 13 van Besluit nr. 1/80 kunnen beroepen als zij wegens hun persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormen voor een fundamenteel belang van de samenleving?
Vraag 3: Kan de nieuwe beperking dat het verblijfsrecht van Turkse staatsburgers ook na twintig jaar kan worden beëindigd op grond van de openbare orde, worden gerechtvaardigd met een beroep op de gewijzigde maatschappelijke opvattingen die tot die nieuwe beperking hebben geleid? Is daarbij voldoende dat de nieuwe beperking het doel van de openbare orde dient, of is ook vereist dat de beperking geschikt is om dat doel te bereiken en niet verder gaat dan daarvoor nodig is?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-317/01; C-225/12; C-561/14; C-652/15; C-317/08; C-325/05
Specifiek beleidsterrein: JenV-DMB; JenV;