C-405/14 PST CLC

Contentverzamelaar

C-405/14 PST CLC

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   17 oktober 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   3 november 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   3 december 2014
Trefwoorden: communautair douanewetboek (CD); Gecombineerde Nomenclatuur (GN)

Onderwerp
- Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (het communautair douanewetboek);
- Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief;
- Verordening (EG) nr. 384/2004 van de Commissie van 1 maart 2004 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

Verzoekster (depothoudster) doet in 2008 ten behoeve van derden aangifte bij het douanekantoor (verweerder) voor het in het vrije verkeer brengen van goederen afkomstig uit Singapore en Taiwan. In het douanebesluit worden de goederen omschreven als „koellichaam voor een processor, regelbare snelheid, passieve component vervaardigd uit aluminium”, „ventilator voor een processor” en „systeemventilator voor computerbehuizing – uitsluitend de actieve component”, en ingedeeld op basis van de schriftelijke aangiften onder TARIC-code 8414 59 20 90 (NB: vanaf januari 2006 gewijzigd in 8414 59 20). De douanerechten worden op 2,3 % bepaald, overeenkomstig verordening 384/2004. In 2009 vraagt verzoekster om correctie van de indeling en terugbetaling van de betaalde rechten op grond van het CD wegens onverschuldigde betaling, verwijzend naar het arrest C-173/08 Kloosterboer, waarin het gaat om soortgelijke goederen. Verweerder wijst dit verzoek af, met name op de grond dat het arrest van het HvJEU niet met terugwerkende kracht gevolgen kan hebben voor het dispositief van het besluit en dat het arrest bovendien, anders dan de Vo. van de EURCIE, op zichzelf geen algemeen verbindende rechtsbron is. In bezwaar handhaaft verweerder zijn besluit. Verzoekster stelt administratief beroep in, stellende dat verweerder zich baseert op zowel onjuiste toepassing van het CD als van Vo. 2658/87, maar de rechter oordeelt dat de intrekking van de door verweerder toegepaste Vo. 384/2008 slechts pro futuro gold. Verweerder zou dan ook terecht aan de Vo., als een rechtstreekse handeling met constitutieve en rechtstreekse gevolgen ten tijde van de invoer, voorrang hebben gegeven boven de uitlegging die het HvJEU heeft gegeven voor de invoer van soortgelijke goederen vóór die datum. Verzoekster gaat in hoger beroep

De verwijzende TSJ rechter constateert dat het HvJEU in arrest C-173/08 (gewezen op 18-06-2009) geen woord wijdt aan Vo. 384/2004 omdat die Vo. op het relevante tijdstip nog niet van toepassing was (invoer in januari 2004). Hij vraagt zich dan ook af of Vo. 384/2004 op onderhavige zaak van toepassing is, en legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Was verordening (EG) nr. 384/2004 van de Commissie van 1 maart 2004 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur geldig tijdens de periode waarin zij van kracht was, te weten van 22 maart 2004 tot 22 december 2009, wat punt 2 van de bijlage bij die verordening betreft, waarin wordt bepaald dat producten bestaande uit een koellichaam en een ventilator onder GN-code 8414 59 30 vallen, en was zij dus van toepassing in de onderhavige zaak?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-173/08 Kloosterboer
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten