C-41/18 Meca

Contentverzamelaar

C-41/18 Meca

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    15 maart 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    1 mei 2018

Trefwoorden: aanbesteding

Onderwerp:

-           Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG;

Feiten:

Verweerder (gemeente Napels) heeft voor het jaar 2017/2018 een aanbesteding uitgeschreven voor de verstrekking van schoolmaaltijden. De aanbesteding omvat 10 afzonderlijke percelen. Een van de deelnemende ondernemingen, Sirio, is later in de procedure toegelaten uitsluitend voor perceel 7, bij proces-verbaal van 01.08.2017 (hierna: litigieuze handeling). In het voorgaande schooljaar werd de overeenkomst met Sirio, waaraan de opdracht voor de verstrekking van schoolmaaltijden reeds eerder was gegund, ontbonden omdat in mei 2017 kinderen en personeel voedselvergiftiging hadden opgelopen als gevolg van colibacteriën in voedsel dat in de schoolkantine was geserveerd. Na dit voorval werd de dienst opgeschort en toegewezen aan Meca, die bij de aanbesteding als tweede was gekwalificeerd, en werd de overeenkomst met Sirio ontbonden. Sirio is bij de burgerlijke rechter in eerste aanleg tegen deze ontbinding opgekomen bij dagvaarding van 27.07.2017. Omdat de vroegtijdige ontbinding in rechte werd aangevochten door Sirio, heeft verweerder Sirio bij litigieuze handeling toegelaten tot de aanbesteding voor het schooljaar 2017/2018, zonder de ernst van de tekortkoming te beoordelen. Tegen de litigieuze handeling is bij de verwijzende rechter beroep ingesteld door Meca, een onderneming die ook aan de voornoemde aanbesteding had deelgenomen. Volgens Meca had Sirio niet automatisch tot de aanbesteding moeten worden toegelaten, louter omdat de ontbinding van de eerdere overeenkomst in een civielrechtelijk geding is aangevochten. De aanbestedende dienst had de betrouwbaarheid van Sirio moeten beoordelen in het licht van het geval van voedselvergiftiging. De aanbestedende dienst heeft de nationale regeling derhalve onjuist toegepast, door slechts akte te nemen van het feit dat de ontbinding van de eerdere overeenkomst in een civiele procedure wordt aangevochten. Volgens verweerder en Sirio is wegens de betwisting van de ontbinding in een civiele procedure elke beoordeling door de aanbestedende dienst uitgesloten.

Overweging:

De betrokken nationale regeling is volgens de verwijzende rechter niet in overeenstemming met het evenredigheids- en doeltreffendheidsbeginsel van het Unierecht. Door elke beoordeling van de betrouwbaarheid van Sirio uit te sluiten, louter omdat de ontbinding van de overeenkomst in een civiele procedure wordt aangevochten, wordt de aanbestedende dienst immers belet om de ernst van de beroepsfout die de aanleiding van de eerdere ontbinding was, gemotiveerd te beoordelen. Deze aspecten van richtlijn 2014/24/EU zijn niet correct omgezet. Wat de evenredigheid betreft, rijst de vraag of het in overeenstemming met het Unierecht is dat de aanbestedende dienst geen zelfstandige beoordeling mag uitvoeren ten aanzien van de uitsluiting van de aanbesteding van een inschrijver, die door louter de ontbinding van de overeenkomst aan te vechten, de bij de uitvoering van eerdere overeenkomsten vastgestelde aanzienlijke tekortkomingen opheft tot de rechter daarop heeft beslist.

Prejudiciële vragen:

Staan de communautaire beginselen van bescherming van het gewettigd vertrouwen en rechtszekerheid als bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de daaruit volgende beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie, evenredigheid en doeltreffendheid als bedoeld in richtlijn 2014/24/EU, alsmede artikel 57, lid 4, onder c) en g), van deze richtlijn, in de weg aan een nationale regeling als de Italiaanse regeling die volgt uit artikel 80, lid 5, onder c), van decreto legislativo nr. 50/2016, volgens welke de aanbestedende dienst, indien aanzienlijke gebreken bij de uitvoering van een eerdere overheidsopdracht die hebben geleid tot de vroegtijdige ontbinding van een eerdere aanbestedingsovereenkomst, in rechte worden betwist, de betrouwbaarheid van de inschrijver niet kan beoordelen tot in de civielrechtelijke procedure een definitieve beslissing is verkregen, en zonder dat het bedrijf heeft aangetoond zelfreinigende maatregelen te hebben genomen om de tekortkoming te verhelpen en te voorkomen dat zij zich opnieuw voordoet?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Generali C-470/13; Connexxion Taxi Services C-171/15; Forposta C-465/11; Edra Costruzioni, C-140/16.

Specifiek beleidsterrein: EZK