C-410/13 Baltlanta

Contentverzamelaar

C-410/13 Baltlanta

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   23 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   9 oktober 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   9 november 2013
Trefwoorden: structuurfondsen

Onderwerp
- Verordening nr. 1260/1999 van de Raad (EG) van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (Pb L 161, blz 1);
- Verordening nr. 2792/1999 van de Raad (EG) van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (Pb L 337, blz. 10)

Verzoekster vraagt in maart 2007 financiële bijstand uit de Structuurfondsenpot van de EU voor een project tot beëindiging van de visserijactiviteiten van het vaartuig Kiras-I. Het verantwoordelijke bureau (nationaal betaalbureau van het LIT MinLNV) wijst de aanvraag af omdat niet zou zijn voldaan aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden aangezien er in een strafzaak onjuiste informatie is verstrekt over de visserijactiviteiten van de Kiras-I. Verzoekster gaat in beroep tegen de afwijzing hetgeen wordt toegewezen. Maar verweerder stelt hoger beroep in en die uitspraak, waarbij de hoogste rechter oordeelt dat de Kiras-I voldoet aan de voorwaarden, komt pas op 14 mei 2012. Later dat jaar erkent het bureau dat het project voor een bijdrage in aanmerking komt, maar hij laat in januari 2013 weten dat de aanvraag niet verder kan worden behandeld omdat de bijstandsovereenkomst al vóór 1 juli 2008 had moeten zijn gesloten.
Verzoekster dient vervolgens een eis tot schadevergoeding in tegen MinLenV en het nationale betaalbureau van in totaal tien mln LIT Lira’s aan materiële (acht) en immateriële (twee) schade. Beide instanties stellen dat de eis ongegrond is. De Vo. geeft de lidstaat het recht, maar verplicht hem niet, om (extra) steun te betalen.

De verwijzende LIT rechter zal de vraag moeten beantwoorden of verzoekster schade heeft geleden als gevolg van het feit dat het voor haar niet meer mogelijk is om financiële bijstand uit de EU-structuurfondsen te verkrijgen en of LIT de schade moet vergoeden. Hij legt het HvJEU daartoe de volgende vragen voor:
1. Moet het bepaalde in artikel 38 van verordening nr. 1260/1999 waarin een verplichting voor de lidstaat is neergelegd om de Europese Commissie van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures op de hoogte te houden en om met de Europese Commissie samen te werken, aldus worden uitgelegd dat de lidstaat de Europese Commissie op de hoogte moet houden van alle rechtsgedingen betreffende het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project?
2. Moet artikel 19 van verordening nr. 2792/1999 aldus worden uitgelegd dat deze bepaling de lidstaat verplicht om een steunregeling vast te stellen en, in overleg met de Commissie, in middelen te voorzien voor die gevallen waarin bij rechterlijke instanties procedures lopen over het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project?
3. Moet het bepaalde van de secties 6 en 7 van besluit COM (2006) 3424 van de Commissie tot vaststelling van de richtsnoeren voor de afsluiting van bijstandspakketten (2000-2006) uit de Structuurfondsen aldus worden uitgelegd dat het een lidstaat verplicht om de Europese Commissie op de hoogte te houden van alle rechtsgedingen betreffende het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project, en om te beslissen of de actie geheel of gedeeltelijk moet worden teruggetrokken uit het programma en/of vervangen door een andere actie etc., of in het programma moet worden gehandhaafd, dan wel dat anderszins moet worden gehandeld om, wanneer de gerechtelijke procedure is afgerond, te zorgen voor een passende uitvoering van het besluit tot bijstandsverlening?
4. Is het feit dat in de zaak die aan de orde is bij de nationale rechter, geen specifieke regelingen zijn vastgesteld die preciseren welke de taken zijn van de betrokken instanties ingeval van rechtsgedingen over het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project, dat wil zeggen, is het feit dat er geen bepaling is die de van belang zijnde overheidsinstanties verplicht om de Europese Commissie op de hoogte te houden van gerechtelijke procedures die zijn ingesteld en om zodanige maatregelen te treffen dat de toegewezen middelen voor de bijstand waarover geschil bestaat, worden gereserveerd totdat de vraag over de toekenning van de steun definitief is beslist, in overeenstemming met de uit artikel 38 van verordening nr. 1260/1999 voortvloeiende verplichting van de lidstaat tot het op de hoogte houden van de Europese Commissie van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures en tot samenwerking met de Europese Commissie, met artikel 19 van verordening nr. 2792/1999, en met de vereisten van de secties 6 en 7 van besluit COM (2006) 3424 van de Commissie tot vaststelling van de richtsnoeren voor de afsluiting van bijstandspakketten (2000-2006) uit de Structuurfondsen?

Specifiek beleidsterrein:
EZ

Gerelateerde documenten