C-410/20 Banco Santander
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 27 oktober 2020 Schriftelijke opmerkingen: 13 december 2020
Trefwoorden : banken; beleggingen;
Onderwerp :
- Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad;
- Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG;
Feiten:
In juni 2016 heeft Banco Popular Español een kapitaalverhoging doorgevoerd door middel van een openbaar aanbod tot inschrijving. Verzoekers in eerste instantie, een echtpaar, zijn niet-professionele beleggers die €6.890,- hebben belegd. In het laatste kwartaal van 2016 heeft Banco Popular Español aanzienlijke waardecorrecties op haar activa toegepast, wat tot een verlies van 3,848 miljard EUR heeft geleid. Op 03-04-2017 heeft Banco Popular Español de nationale commissie voor de effectenmarkt in kennis gesteld van bepaalde onregelmatigheden in de jaarrekening over het boekjaar 2016, waarbij werd aangegeven dat de impact van die onregelmatigheden op de jaarrekening niet significant zou zijn en dat het derhalve niet nodig was om de jaarrekening opnieuw op te stellen. Op 07-06-2017 is besloten tot afwikkeling van Banco Popular Español. Alle aandelen waarin het maatschappelijk kapitaal was verdeeld, werden zonder tegenprestatie afgeschreven. In maart 2018 hebben verzoekers in eerste instantie die door de afwikkeling en de afschrijving van de aandelen hun gehele belegging hebben verloren, tegen Banco Popular Español een vordering ingesteld tot vernietiging van de overeenkomst tot verwerving van aandelen. Ter verdediging heeft Banco Santander (overnemende instelling door fusie met Banco Popular Español) onder meer aangevoerd dat het afwikkelingsproces van Banco Popular is goedgekeurd en uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke wetgeving, en die bepaalt dat de verliezen worden gedragen door de aandeelhouders en crediteuren van financiële instellingen. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering toegewezen, de verwerving van de aandelen nietig verklaard wegens een wilsgebrek en de terugbetaling van het geïnvesteerde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, gelast. Banco Santander heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg.
Overweging:
De vraag die de verwijzende rechter opwerpt, betreft de verenigbaarheid van de in artikel 1300 van het Spaans burgerlijk wetboek bedoelde nietigverklaring; een rechtsmiddel om terugbetaling te verkrijgen van het geïnvesteerde bedrag in aandelen die door een financiële instelling zijn uitgegeven naar aanleiding van een openbaar aanbod tot inschrijving, met de in richtlijn 2014/59 neergelegde afwikkelingsbeginselen en in het bijzonder met het beginsel dat de aandeelhouders de verliezen moeten dragen.
Prejudiciële vragen:
1. Moeten artikel 34, lid 1, onder a), artikel 53, leden 1 en 3, en artikel 60, lid 2, onder b) en e), van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, wanneer alle aandelen waarin het maatschappelijk kapitaal van een financiële instelling was verdeeld zijn afgeschreven in een procedure tot afwikkeling van die instelling, aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat personen die enkele maanden vóór het begin van de afwikkelingsprocedure aandelen hebben verworven naar aanleiding van een kapitaalverhoging door middel van een openbaar aanbod tot inschrijving, tegen de uitgevende instelling of de uit een latere fusie door overname ontstane instelling een schadevordering of soortgelijke vordering kunnen instellen op grond van gebrekkige informatie in het prospectus van de uitgifte?
2. Verzetten artikel 34, lid 1, onder a), artikel 53, lid 3, en artikel 60, lid 2, onder b), van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 zich er in dezelfde omstandigheden als in de vorige vraag tegen dat de rechter naar aanleiding van een vordering die is ingesteld na de afwikkeling, de uitgevende instelling of haar rechtsopvolger onder algemene titel veroordeelt tot terugbetaling van de tegenwaarde van de geplaatste aandelen en tot betaling van rente als gevolg van de vernietiging met terugwerkende kracht (ex tunc) van de overeenkomst tot inschrijving op aandelen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-174/12
Specifiek beleidsterrein: FIN; JenV