C-416/14 Fratelli de Pra et SAIV

Contentverzamelaar

C-416/14 Fratelli de Pra et SAIV

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het vollediger dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 november 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   28 november 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   28 december 2014
Trefwoorden: telecommunicatie; gelijke behandeling

Onderwerp
- Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit;
- Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn);
- Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn);
- Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn);
- Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot lektronische communicatienetwerken en -diensten (universele dienstrichtlijn)

Verzoeksters vragen restitutie van belasting voor de overheidsconcessie voor het gebruik van eindapparatuur voor mobiele telefonie bij de provinciale belastingcommissies (van respectievelijk Belluno en Vicenza, verweersters). Deze verzoeken worden afgewezen waarna zij in hoger beroep gaan bij de regionale belastingcommissie van Venetië. Verzoeksters stellen dat het in strijd is met het beginsel van vrij verkeer en vrije ingebruikneming van eindapparatuur (zoals neergelegd in RL 1999/5) om een algemene machtiging en een vergunning voor telecommunicatie-eindapparatuur als voorgeschreven in het ITA recht te eisen. Hierdoor ontbreekt de basis voor de gewraakte belastingheffing. Ook stellen zij dat dit slechts een deel van de gebruikers treft, hetgeen in strijd met de gelijke behandeling. De vereiste machtiging heeft enkel betrekking op het aanbieden van elektronische communicatienetwerken en –diensten en niet op de afzonderlijke apparatuur (zoals bijvoorbeeld radiotoestellen), hetgeen in strijd met RL 2002/20. Volgens verzoeksters wordt in de ITA machtiging het contract tussen exploitant en eindgebruiker als ‘algemene machtiging’ in de zin van RL 2002/22 gezien, hetgeen zij bestrijden.

De verwijzende ITA rechter (regionale belastingcommissie van Venetië) stelt vast dat het HvJEU twee keer eerder uitspraak heeft gedaan over de belasting voor overheidsconcessies. Maar verzoeksters hebben hier nieuwe middelen opgeworpen, met name in verband met RL 1999/5 en er is, hangende dit geding, nieuwe regelgeving aangenomen die bepaalt dat voor het gebruik van telecommunicatie-eindapparatuur een algemene machtiging en een bedrijfsvergunning vereist is. Hij stelt daarom het HvJEU de volgende vragen:
1) Is de nationale regeling voor eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether die wordt gevormd door
- artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014;
- artikel 160 van D.Lgs. nr. 259/2003;
- artikel 21 van de aan DPR nr. 641/72 gehechte tarieflijst,
waarin eindapparatuur wordt gelijkgesteld aan radiotoestellen en die voorschrijft dat een gebruiker daarvan over een algemene machtiging beschikt en hem een vergunning voor een radiotoestel wordt afgegeven, die gelden als aanknopingspunt voor de belastingheffing, verenigbaar met het gemeenschapsrecht (richtlijn 1999/5 en de richtlijnen 2002/19, 2002/20, 2002/21 en 2002/22)?
Is het, inzonderheid in verband met het gebruik van eindapparatuur, verenigbaar met het gemeenschapsrecht dat de Italiaanse Staat de gebruiker verplicht over een algemene machtiging en een vergunning voor radiotoestellen te beschikken, nu het op de markt brengen, het vrij verkeer en het in gebruik nemen van eindapparatuur al omvattend zijn geregeld door het gemeenschapsrecht (richtlijn 1999/5) zonder dat een algemene machtiging en/of vergunning is voorgeschreven?
De algemene machtiging en de vergunning worden voorgeschreven door de nationale regeling:
- hoewel de algemene machtiging geen betrekking heeft op de gebruiker van eindapparatuur, maar enkel op ondernemingen die elektronische communicatienetwerken en -diensten aanbieden (artikelen 1 tot en met 3 van de machtigingsrichtlijn 2002/20);
- hoewel de concessie is voorgeschreven voor individuele gebruiksrechten voor radiofrequenties en voor rechten om nummers te gebruiken, situaties die zeker niet aan de orde zijn bij het gebruik van eindapparatuur;
- hoewel de gemeenschapsregeling geen verplichting kent om te beschikken over een algemene machtiging of een vergunning voor eindapparatuur;
- hoewel artikel 8 van richtlijn 1999/5 bepaalt dat de lidstaten „het op de markt brengen en het in gebruik nemen op hun grondgebied van apparatuur die is voorzien van het [...] CE-merkteken” niet „verbieden, beperken of verhinderen”;
- hoewel een radiotoestel en eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether, en de regelgeving daarvan, verschillen en zij niet homogeen zijn.
2) Is de nationale regeling die wordt gevormd door
- artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014;
- artikel 160 van D.Lgs. nr. 259/2003;
- artikel 21 van de aan DPR nr. 641/72 gehechte tarieflijst;
- artikel 3 van D.M. nr. 33/1990;
op grond waarvan
- het in artikel 20 van richtlijn 2002/22 bedoelde contract tussen de exploitant en de gebruiker om de commerciële betrekkingen te regelen tussen consumenten en eindgebruikers enerzijds en een onderneming of ondernemingen die aansluiting en bijbehorende diensten aanbieden anderzijds – „op zich” ook kan gelden als vervangend document voor de algemene machtiging en/of vergunning voor een radiotoestel, zonder tussenkomst, activiteit of controle door de overheid;
- het contract tevens de kenmerken van het type eindapparatuur en de homologatie (niet voorgeschreven krachtens artikel 8 van richtlijn 1999/5) moet bevatten,
verenigbaar met het gemeenschapsrecht (richtlijn 1999/5 en richtlijn 2002/20, met name artikel 20)?
3) Zijn de bepalingen van artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014, in samenhang met artikel 160 van D.Lgs. nr. 259/2003 en artikel 21 van de aan DPR nr. 641/1972 gehechte tarieflijst, waarin enkel een bepaalde categorie gebruikers, partijen bij een contract dat formeel als „abonnement” wordt benoemd, verplicht wordt te beschikken over een algemene machtiging en een vergunning voor een radiotoestel, terwijl gebruikers van elektronische communicatiediensten met een anders benoemd contract (beltegoed of oplaadbaar) niet over een algemene machtiging of vergunning hoeven te beschikken, verenigbaar met de bovengenoemde bepalingen van gemeenschapsrecht?
4) Staat artikel 8 van Europese richtlijn 1999/5 in de weg aan een nationale regeling zoals artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014, artikel 160 van D.Lgs. nr. 259/2003 en artikel 21 van de aan DPR nr. 641/1972 gehechte tarieflijst, waarin:
- een administratieve handeling is neergelegd voor de afgifte van een algemene machtiging en een vergunning voor een radiotoestel;
- is bepaald dat ter zake hiervan een belasting voor overheidsconcessies verschuldigd is,
aangezien deze handelingen een beperking zijn van het in gebruik nemen, het gebruik en het vrij verkeer van eindapparatuur?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-492/09 Agricola Esposito; C-355/13 Umbria  
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten