C-42/15 Home Credit Slovakia

Contentverzamelaar

C-42/15 Home Credit Slovakia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   20 maart 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   6 april 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   6 mei 2015
Trefwoorden: consumentenbescherming

Onderwerp
Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG

Verzoekster is een kredietverschaffer. Zij sluit in juni 2011 een consumentenkredietovereenkomst met verweerster Klára Bíróová van € 700. Het bedrag dat voor deze lening moet worden terugbetaald is € 1.087,56, verspreid over 36 maandelijkse termijnen. Dit komt neer op een rentepercentage van ca. 35%. In 2012 blijkt dat verzoekster slechts twee termijnen heeft betaald en eist verzoekster het gehele bedrag op. De overeenkomst is opgemaakt op een voorbedrukt formulier dat handmatig of machinaal kan worden ingevuld. De vakjes betreffende de vervaldagen van de termijnen en de „rentevrije periode” waren niet ingevuld. In kleinere letters was vermeld dat de kredietvoorwaarden van verzoekster noodzakelijk deel uitmaakten van de overeenkomst. Verweerster heeft door de ondertekening van de overeenkomst bevestigd dat zij alles heeft begrepen. Bij de overeenkomst zijn handelsvoorwaarden gevoegd met het opschrift „Voorwaarden van de kredietovereenkomsten van de vennootschap Home Credit Slovakia, a.s. – kredieten in contanten” die noch door verzoekster noch door verweerster zijn ondertekend. In de kredietvoorwaarden zijn geen nadere bepalingen over berekening van de rente en kosten opgenomen. Uit het bijgevoegde afbetalingsplan kan worden opgemaakt dat de rente op dagbasis over het openstaande bedrag wordt berekend.

De verwijzende SLW rechter (Okresný súd Dunajská Streda) worstelt allereerst met de vraag hoe het begrip ‘op papier of op een andere duurzame drager’ uit RL 2008/48 moet worden uitgelegd en vraagt zich af of dat in de SLW regelgeving juist is geïmplementeerd. Gezien de naar zijn oordeel volledige harmonisatie van de sector consumentenkrediet door RL 2008/48 heeft de LS slechts beperkte mogelijkheid om van de RL af te wijken. Ook of verwijzing naar handelsvoorwaarden, opgenomen in een document dat niet door partijen is ondertekend, aan de eisen van de RL voldoet. Hij wijst op het ontbreken van de eerste vervaldag, die slechts uit de kredietvoorwaarden kan worden afgeleid. Daarnaast heeft hij vragen over het ‘schriftelijkheidsvereiste’, de in onderhavige overeenkomst opgenomen kalenderdagen dat betaald dient te worden en de eisen die de RL stelt aan het afbetalingsplan. Hij formuleert de volgende vragen voor het HvJEU:
1. Moeten de begrippen „op papier” en „op een andere duurzame drager” in artikel 10, lid 1 [juncto artikel 3, onder m)] van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG (PB L 133, blz. 66, hierna: „richtlijn 2008/48/EG”) aldus worden uitgelegd dat zij niet alleen betrekking hebben op – de tekst van het door de partijen bij de overeenkomst ondertekende document (fysiek document, „hard copy”) dat alle in artikel 10, lid 2, onder a) tot en met v), van de richtlijn vereiste elementen (informatie) dient te bevatten, maar ook op – elk ander document waarnaar die tekst verwijst en dat volgens het nationale recht noodzakelijk deel uitmaakt van de overeenkomst (bijvoorbeeld een door de kredietgever opgesteld document dat „algemene contractvoorwaarden”, „kredietvoorwaarden”, een „lijst van de kosten”, een „afbetalingsplan” bevat), ook al voldoet dat document zelf niet aan het vereiste van de „schriftelijke vorm” in de zin van het nationale recht (bijvoorbeeld omdat het niet is ondertekend door de partijen bij de overeenkomst)?
2. Tegen de achtergrond van het antwoord op de eerste vraag: Moet artikel 10, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/48/EG, juncto artikel 1 van die richtlijn, volgens hetwelk de richtlijn tot doel heeft de betrokken sector volledig te harmoniseren, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling of aan een nationale praktijk die – eisen dat alle in artikel 10, lid 2, onder a) tot en met v), bedoelde elementen van de overeenkomst zijn opgenomen in één enkel document dat voldoet aan het vereiste van de „schriftelijke vorm” in de zin van het recht van de betrokken lidstaat (of, in beginsel, in een door de partijen bij de overeenkomst ondertekend document), en – aan de consumentenkredietovereenkomst geen volledige rechtsgevolgen toekennen op de enkele grond dat enkele van bovengenoemde elementen niet in een dergelijke ondertekende overeenkomst zijn opgenomen, ook ingeval die elementen (of enkele daarvan) wel zijn opgenomen in een afzonderlijk document (bijvoorbeeld een door de kredietgever opgesteld document dat „algemene contractvoorwaarden”, „kredietvoorwaarden”, een „lijst van de kosten”, een „afbetalingsplan” bevat), ofschoon (i) de schriftelijke overeenkomst zelf naar dat document verwijst, (ii) is voldaan aan de in interne recht gestelde voorwaarden om dat document als onderdeel van de overeenkomst te beschouwen, en (iii) de gesloten consumentenkrediet-overeenkomst aldus voldoet aan de eisen inzake de opstelling van de overeenkomst „op een andere duurzame drager” in de zin van artikel 10, lid 1, van de richtlijn?
3. Moet artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat de aldaar geëiste gegevens (met name: de „frequentie van de betalingen”) – nader moeten worden bepaald in de voorwaarden van de betrokken specifieke overeenkomst [in beginsel met vermelding van de precieze datum (dag, maand, jaar) waarop de verschillende termijnen vervallen], of – volstaat het dat de overeenkomst een algemene verwijzing bevat naar objectief bepaalbare parameters waaruit die gegevens kunnen worden afgeleid (bijvoorbeeld de clausule „de maandelijkse termijnen zijn verschuldigd uiterlijk op de 15de dag van elke kalendermaand”, „de eerste termijn is verschuldigd binnen een maand vanaf de ondertekening van de overeenkomst en elke latere termijn is steeds verschuldigd binnen een maand na het vervallen van de vorige termijn” of een andere soortgelijke formule)?
4. Voor het geval dat de in het tweede streepje van de derde vraag voorgestelde uitlegging de juiste is:
Moet artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat het in die bepaling geëiste gegeven (met name: de „frequentie van de betalingen”) ook kan worden opgenomen in een afzonderlijk document waarnaar wordt verwezen in de overeenkomst die voldoet aan vereiste van de schriftelijke vorm (in de zin van artikel 10, lid 1, van de richtlijn), maar dat niet noodzakelijk zelf aan dat vereiste hoef te voldoen (dat wil zeggen in beginsel niet noodzakelijk door de partijen bij de overeenkomst hoeft te zijn ondertekend; het kan bijvoorbeeld gaan om een door de kredietgever opgesteld document dat „algemene contractvoorwaarden”, „kredietvoorwaarden”, een „lijst van de kosten”, een „afbetalingsplan” bevat)?
5. Moet artikel 10, lid 2, onder i), juncto onder h), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat – de kredietovereenkomst met een vaste looptijd waarbij de terugbetaling/aflossing van het geleende kapitaal door betaling van afzonderlijke termijnen gebeurt, op het tijdstip van het sluiten ervan niet noodzakelijk voor elke termijn de uitsplitsing in het voor terugbetaling van het geleende kapitaal bestemde deel en het voor betaling van gewone rente en kosten bestemde deel hoef te bevatten (dit wil zeggen dat het gedetailleerde afbetalings-/aflossingsplan niet noodzakelijk deel hoeft uit te maken van de overeenkomst), maar dat die gegevens kunnen worden opgenomen in een afbetalings-/aflossingsplan dat de kredietgever de kredietnemer op diens verzoek verstrekt, dan wel aldus – dat artikel 10, lid 2, onder h), de kredietnemer het aanvullende recht verleent om een uittreksel van de afbetalings-/aflossingstabel met betrekking tot een welbepaalde dag in de looptijd van de kredietovereenkomst te eisen, met dien verstande echter dat dit recht de partijen bij de overeenkomst niet ontheft van de verplichting om in de overeenkomst zelf de uitsplitsing van de verschillende geplande termijnen (die op grond van de kredietovereenkomst tijdens de looptijd daarvan verschuldigd zijn) in terugbetaling van het kapitaal en betaling van gewone rente en kosten op te nemen, en wel op een wijze die aan de specifieke overeenkomst is aangepast?
6. Voor het geval dat de in het eerste streepje van de vijfde vraag voorgestelde uitlegging de juiste is:
Valt deze kwestie binnen de door richtlijn 2008/48/EG beoogde volledige harmonisatie, zodat de lidstaat, overeenkomstig artikel 22, lid 1, van de richtlijn, niet kan eisen dat de kredietovereenkomst voor elke afzonderlijke termijn de uitsplitsing in het voor terugbetaling van het kapitaal bestemde deel en het voor betaling van gewone rente en kosten bestemde deel bevat (dit wil zeggen dat het gedetailleerde afbetalings-/aflossingsplan noodzakelijk deel uitmaakt van de overeenkomst)?
7. Moet artikel 1 van richtlijn 2008/48/EG, volgens hetwelk de richtlijn tot doel heeft de betrokken sector volledig te harmoniseren, of artikel 23 van die richtlijn, volgens hetwelk de sancties evenredig moeten zijn, aldus worden uitgelegd dat die richtlijn in de weg staat aan een bepaling van nationaal recht volgens welke het ontbreken van het grootste deel van de in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48/EG geëiste elementen van de kredietovereenkomst tot gevolg heeft dat het verleende krediet wordt geacht zonder rente en kosten te zijn verleend, zodat de kredietnemer alleen is verplicht het op grond van de overeenkomst ontvangen kapitaal aan de schuldeiser terug te betalen?

Specifiek beleidsterrein: VenJ mede EZ

Gerelateerde documenten