C-423/18 Südzucker
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 10 augustus 2018 Schriftelijke opmerkingen: 27 september 2018 Trefwoorden: belastingen; douane; landbouw; Onderwerp: - Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Raad van 9 oktober 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker; - Verordening (EG) nr. 967/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 318/2006 met betrekking tot de productie buiten het quotum in de sector suiker; Feiten: Verzoekster (Südzucker) is suikerfabrikant met in totaal negen fabrieken. Volgens artikel 3(2) van verordening 967/2006 delen de lidstaten de fabrikanten vóór 1 mei na het verkoopseizoen waarin het overschot is geproduceerd, het totale bedrag van de te betalen heffing mee. In casu was 01.05.2009 de uiterste datum van mededeling voor het verkoopseizoen voor suiker 2007/2008. Bij vaststellingsbesluit van 14.11.2008 heeft verweerder in het kader van de vaststelling van de definitieve suikerproductie over het verkoopseizoen 2007/2008 een overtollige hoeveelheid suiker van 3.110.606 deciton vastgesteld (1 deciton = 100 kg). Op basis hiervan heeft verweerder op 07.04.2009 een heffingsaanslag verstuurd van €925,- wegens overschotproductie. De heffingsaanslagen van verweerder waren in casu allemaal gebaseerd op artikel 15(1)a) van verordening 318/2006 en bevatten de vermelding dat ze waren vastgesteld onder voorbehoud van controle achteraf overeenkomstig §§181 en 164 van de Duitse belastingwetboek. Vervolgens heeft verweerder op latere momenten zijn besluiten meermaals gewijzigd vanwege herberekeningen van de overschotproductie. Verzoekster heeft tegen de wijzigingsbesluiten van verweerder bezwaar gemaakt en voerde aan dat de verjaringstermijn voor de belastingvaststelling was verstreken. Verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en ongegrond omdat er bezwaar werd gemaakt tegen het hoofdbesluit. Het hoofdbesluit zou niet kunnen worden aangevochten in een bezwaarprocedure tegen een opvolgend besluit. Verzoekster heeft daarop bij de belastingrechter beroep ingesteld tegen de gewijzigde vaststelling van de overschotheffing. Verzoekster heeft daarbij uitsluitend naar de niet-tijdige mededeling van de overschotheffing verwezen. Overweging: Verzoekster werd op 07.04.2009 (binnen de mededelingstermijn) meegedeeld dat zij op grond van de door haar aangegeven hoeveelheid overtollige suiker een overschotheffing was verschuldigd. De met het bezwaar aangevochten mededeling van een – op grond van een controle en het vervolgens gewijzigde vaststellingsbesluit aangaande de overproductie – hogere overschotheffing bij besluit van 20.05.2010, opnieuw gewijzigd bij besluit van 27.10.2011, werd echter ná 01.05.2009 gedaan. Indien de termijn alleen gold voor de eerste mededeling van de overschotheffing op grond van de op dat tijdstip bekende feiten, zou hij in casu zijn geëerbiedigd. Dit is echter niet het geval wanneer hij ook van toepassing moest zijn op een gewijzigde mededeling op grond van een controle a posteriori. De beslechting van de onderhavige zaak hangt ervan of de overschotheffing voor het verkoopseizoen voor suiker 2007/2008 nog op 20.05.2010 en 27.11.2011 aan verzoekster mocht worden betekend. Hierop hebben de prejudiciële vragen betrekking. Prejudiciële vragen: 1. Dient artikel 3, lid 2, eerste volzin, van verordening (EG) nr. 967/2006 aldus te worden uitgelegd dat de aldaar genoemde termijn ook geldt voor de wijziging van een tijdig meegedeelde overschotheffing die voortvloeit uit een na het verstrijken van deze termijn gewijzigde vaststelling van de in aanmerking te nemen overtollige hoeveelheden suiker op grond van een controle volgens artikel 10 van verordening (EG) nr. 952/2006? 2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Gelden in dit geval, wanneer het gaat om de wijziging van een tijdige mededeling die op grond van vaststellingen in het kader van controles is verricht, de in het arrest van het Hof van 10 januari 2002 in de zaak British Sugar (C-101/99, ECLI:EU:C:2002:7) vermelde voorwaarden voor een overschrijding van de mededelingstermijn volgens artikel 3, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2670/81, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3559/91, ook voor een overschrijding van de mededelingstermijn overeenkomstig artikel 3, lid 2, van verordening nr. 967/2006? 3. Moet, wanneer artikel 3, lid 2, eerste volzin, van verordening nr. 967/2006 geen toepassing vindt op kennisgevingen van wijzigingen op grond van controles (zie eerste vraag) of wanneer de voorwaarden voor een overschrijding van de termijn zijn vervuld (zie tweede vraag), voor het vaststellen van de termijn waarbinnen de wijziging van de overschotheffing moet worden meegedeeld, worden uitgegaan van 1 mei eerstkomend of moet het nationale recht worden toegepast? 4. Indien de derde vraag aldus wordt beantwoord dat noch van 1 mei eerstkomend moet worden uitgegaan noch het nationale recht toepassing vindt: Is het verenigbaar met de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht, waartoe ook het evenredigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel behoren, wanneer in een geval zoals het onderhavige een mededeling van de overschotheffing voor het verkoopseizoen 2007/2008 wegens de duur van de controle en de duur van het opstellen en beoordelen van het controleverslag op 20 oktober 2010 respectievelijk op 27 oktober 2011 wordt gedaan? Is het in dit verband van belang of de suikerfabrikant bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van de suikeroverschotten? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: British Sugar C-101/99; Azienda Agricola Ettore Ribaldi C-480/00; Pfeifer & Langen C-131/11; Deutsche Milchkontor GmbH C-205/82; Peter C-290/91; Dominikanerinnen-Kloster Altenhohenau C-285/93; Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; LNV