C-424/13 Zuchtvieh-Export

Contentverzamelaar

C-424/13 Zuchtvieh-Export

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof  Justitie

Termijnen: Motivering departement:   18 september 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   4 oktober 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   4 november 2013
Trefwoorden: landbouw; veetransport

Onderwerp: 
Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97 (Pb L 3 van 5.1.2005, blz. 1)

Verzoekster regelt het transport (‘uitvoer zonder aanvraag voor uitvoerrestitutie’) van 62 fokvaarzen over de weg van DUI naar Oezbekistan. Het transport via Polen, Wit-Rusland, Rusland en Kazachstan, ruim 7000 km, is gepland voor 23 april – 2 mei 2012. Er is een lijst van geplande rustplaatsen e.d. bij de transportpapieren gevoegd maar die voldoet lange na niet aan de voorschriften zoals neergelegd in Vo. 1/2005, met name voor wat betreft de voorgeschreven rustpauzeplaatsen waar de dieren kunnen worden uitgeladen en gevoerd/gedrenkt en de wagens kunnen worden uitgemest.
Verweerster is de gemeente Kempten als de aangewezen instantie die moet tekenen voor het transport mag vertrekken. Zij eist dat verzoekster het transport zo wijzigt dat wel aan de eisen van de Vo wordt voldaan.
Verzoekster start een procedure om dit besluit ongedaan te maken maar zowel in de voorzieningenprocedure als tijdens de behandeling van de zaak ten gronde wordt haar eis afgewezen. Het transport vindt dan ook niet in de aangegeven periode plaats. Een nieuw transport wordt gepland voor medio september 2013. In onderhavige beroepsprocedure verzoekt zij de verwijzende rechter een verklaring voor recht dat de weigering van verweerster haar te laten vertrekken onrechtmatig was en dat het verzoek om het transport te laten vertrekken moet worden ingewilligd.

Partijen zijn het niet eens over de geldigheid van Vo 1/2005 buiten het grondgebied van de EU. De verwijzende DUI rechter zal die vraag moeten beantwoorden. Zoals artikel 14 van de Vo voorschrijft kan toestemming voor een transport pas gegeven worden als uit controles blijkt dat ook buiten de EU aan de voorschriften van de Vo wordt voldaan. In onderhavige zaak ontbreekt het voor de delen buiten de EU aan realistische gegevens omdat de af te leggen trajecten tussen de rustplaatsen veel te lang zijn.
De volgende vragen worden aan het HvJEU voorgelegd:
1. Moet artikel 14, lid 1, van verordening (EG) nr. 1/2005 aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek bij lang vervoer van als huisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten en varkens, waarbij de plaats van vertrek in een lidstaat van de Europese Unie ligt, maar de plaats van bestemming in een derde land, het door de organisator voorgelegde journaal overeenkomstig artikel 14, lid 1, sub c, slechts dan moet afstempelen, wanneer het journaal voldoet aan de vereisten van artikel 14, lid 1, sub a-ii, voor het gehele traject tussen de plaats van vertrek en die van bestemming, dus ook voor de geheel buiten het grondgebied van de Europese Unie gelegen delen van het traject?
2. Moet artikel 14, lid 1, van verordening (EG) nr. 1/2005 aldus worden uitgelegd dat de krachtens deze bepaling bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek de organisator van het vervoer overeenkomstig artikel 14, lid 1, sub b, van verordening kan verplichten om de organisatie van het lange vervoer zo te wijzigen dat de voorschriften van deze verordening voor het gehele traject vanaf de plaats van vertrek tot aan de plaats van bestemming worden nageleefd, ook als bepaalde delen van het traject uitsluitend in derde landen liggen?

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten