C-424/14 Balogh
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 28 oktober 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 14 november 2014 Schriftelijke opmerkingen: 14 december 2014 Trefwoorden: btw
Onderwerp Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
HON belastingAut (verweerster) ontdekt dat verzoeker Jácint Gábor Balogh zich op internet presenteert onder gebruikersnaam ‘gyerekb’ en regelmatig kinderkleding verkoopt via een HON veilingsite. Verweerster doet een bestelling, haalt deze op en krijgt de spullen na betaling mee zonder factuur. Zij constateert dat verzoeker zijn verplichting om een aanvraag tot identificatie (btw-nummer) in te dienen niet is nagekomen en verzoeker wordt daarvoor beboet (15-10-2013) op grond van schending van de HON wet inzake belastingheffing die voorschrijft dat levering van goederen of diensten binnen het nationale grondgebied, verricht onder bezwarende titel, belastbaar is. Verzoeker gaat in bezwaar, stellende dat hij zijn activiteiten verricht als particulier en dat hij volgens informatie van de belastingAut tot een grensbedrag niet verplicht is een identificatie aan te vragen. Verweerster is echter van mening is dat verzoeker op commerciële wijze een activiteit als eenmanszaak uitoefent waarvoor toekenning van een identificatienummer vereist is. Zij handhaaft haar beslissing (17-12-2013). Bij de verwijzende rechter blijken partijen het oneens over interpretatie van de HON belastingwetten. Verweerster stelt dat verzoekers activiteiten weliswaar vallen onder de wet op de inkomstenbelasting, waarin gesteld dat zolang de jaarlijkse inkomsten van een belastingplichtige het daarin vermelde grensbedrag niet overschrijden er geen verplichting tot betaling van inkomstenbelasting ontstaat, maar btw-heffing staat daar in geval van goederenleveranties onder bezwarende titel los van. Op grond van de btw-wet had verzoeker dus wel aan zijn verplichting om een btw-nummer aan te vragen moeten voldoen. Verzoeker vraagt om nietigverklaring van verweersters beslissing en het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJEU.
De verwijzende HON rechter (bestuurs- en arbeidsrechtbank Szekszárd) honoreert dit verzoek en legt het HvJEU de volgende vragen voor: 1. Is de Hongaarse nationale praktijk, volgens welke particulieren die – binnen de grenzen van de subjectieve btw-vrijstelling – geen aan btw onderworpen handeling willen verrichten, verplicht zijn een aanvraag tot identificatie in te dienen, verenigbaar met de verplichting tot identificatie in de zin van de artikelen 213, lid 1, en 214, lid 1, van de btw-richtlijn? 2. Kan de belastingautoriteit naar aanleiding van een controle a posteriori het ontbreken van een aanvraag tot identificatie bestraffen, wanneer de bovengrens voor vrijstelling niet is overschreden? 3. Kan de belastingautoriteit naar aanleiding van een controle a posteriori voorbijgaan aan het keuzerecht van de particulier en, in strijd met het beginsel van een eerlijk proces, de mogelijkheid voor een particulier om te kiezen voor subjectieve vrijstelling uitsluiten? Specifiek beleidsterrein: FIN